34

4.9K 226 11
                                    

Ik lag languit op de bank, met mijn favoriete cd in de cd-speler. De heerlijke oosterse klanken waar ik geen genoeg van kan krijgen vullen de stille kamer. Voor even waan ik me terug in Marokko. Daar waar ik me echt thuis voel. Ik mis de geur. De geur van versgebakken vlees in de nauwe straatjes van Meknes. De geluiden van spelende kinderen en marktkooplieden die hun producten met veel kabaal aanprijzen. Het gevoel van de zachte zonnestralen op mijn huid. Ik mis het in zijn geheel, mijn thuisland.
Het is heel gek, maar daar voelde ik me nooit alleen, terwijl ik me hier een gevangene voel. Natuurlijk ik kies er zelf voor hier te blijven, maar op een dag ga ik terug. Dat weet ik zeker.

Zondag is mijn favoriete dag. De dag van de rust. Vanmorgen vroeg heb ik Aya teruggebracht naar Hassan. We hebben het erg naar ons zin gehad. Ik wilde aan haar vragen wat zij ervan vond. Dat haar tante Safa in het huwelijksbootje zou stappen om haar terug te krijgen, maar dit deed ik toch maar niet. Zij moet opgroeien met de gedachte dat het huwelijk om de liefde draait. En dat is natuurlijk ook zo.

Ik word al twee weken gek van het gepieker. Wel doen? Niet doen? Moet ik al mijn principes maar overboord gooien? De voor- en nadelen heb ik met elkaar in overweging genomen en ik moet zeggen dat de voordelen er toch uitschieten. Ik bedoel, als ik akkoord ga en met BenNabil zou trouwen zou dat heel wat positieve gevolgen voor de toekomst hebben, en niet alleen voor mij, maar ook voor Aya. Die zal weer opgroeien in een goede en veilige omgeving. Maar zo heb ik me mijn huwelijk nooit voorgesteld. Bij trouwen denk ik aan een levenslange liefdesverbintenis. Niet aan een zakelijke overeenkomst. Trouwen met de man van mijn dromen, niet dat hij dat niet zou kunnen zijn, integendeel. Maar ik wil niet samenleven met een man die mij slechts aantrekkelijk vind. Ik wil dat hij van mij gaat houden. En daar kom ik pas achter als ik met hem getrouwd ben, wanneer het te laat is dus. Heel veel vragen razen door mijn hoofd, waarvan de belangrijkste: Waarom ik?

Mijn telefoon gaat, ik kijk op het schermpje en zie zijn naam staan. Vlug druk ik het gesprek weg. Die ellendeling zei dat hij me alle tijd zou geven om erover na te denken, maar hij stalkt me al vanaf dag één. Na lang piekeren, weet ik eindelijk wat me te doen staat. Ik ga naar hem toe, en zeg hem dat ik me vereerd voel, maar het aanbod toch afsla. Dit is niet wat ik wil. Ik zou doodongelukkig worden in een huwelijk vast te zitten dat niet op liefde is gebaseerd. En ik trouw maar één keer. Klaar, dit is mijn keuze. Ik trouw niet met hem. Die laatste zin herhaal ik nog een paar keer, zodat ik er zeker van ben dat hij me niet om kan praten. Nu ik erover nadenk is het eigenlijk ook te zot voor woorden. Hij zou zich moeten schamen het überhaupt voorgesteld te hebben. Pff, wat denkt hij nou? Ja, hij is knap, onweerstaanbaar, aantrekkelijk en mysterieus. Eigenlijk alles wat ik zoek in een man, minus één heel belangrijk aspect, namelijk liefde. En als er iets is wat hij de afgelopen maanden heeft bewezen is dat hij een hart van steen heeft.

Waar zijn mijn autosleutels, ik ga nu meteen naar hem toe voordat ik me nog bedenk. Ik zie ze op het kasje bij de voordeur liggen. Ik pak mijn jas trek hem aan en ren de deur uit. Dan bots ik tegen een man op. Ik wankel even op mijn benen, maar hij houd me nog net op tijd vast. Het is een wat oudere man, een zakenman zo te zien. ''Bedankt.'' Zeg ik vlug en ik wil verder lopen. ''Krekeltje?'' Ik sta abrupt stil. Ik durf niet om te kijken en blijf stokstijf staan. Er is maar één iemand die mij zo noemde. Dan draai ik me om. Die ogen. O God, hij is het. Ik voel tranen achter mijn ogen prikken. Verdriet en woede borrelen zich in me op. ''Mag ik alsjeblieft binnen komen?'' Na lang nadenken loop ik zonder een woord te zeggen, terug naar de voordeur, maak hem open en ga naar binnen. Hij volgt me kort daarna. Daar staat hij dan, elf jaar later tegenover me. Mijn vader, voor zover hij dat ooit geweest is.

Zwijgend stonden we tegenover elkaar. Verschillende gevoelens kwamen in me naar boven. Ik had zin om tegen hem te schreeuwen, hem te slaan, hem te omhelzen, te huilen. Maar ik kon niets doen, niets zeggen. ''Je lijkt sprekend op je moeder.'' Zei hij zacht. ''Waag het niet haar nog eens te noemen!'' Het kwam er fel uit en ik zag zijn gekwetste blik. Maar ik hield me groot. Hij is oud geworden. Zijn haar is wit met enkele grijze banen. Maar zijn wenkbrauwen zijn nog pikzwart, wat zijn gezicht een strenge uitdrukking geeft. Zijn ogen, nog precies hetzelfde als ik me kon herinneren. Het donkerste bruin. Ik vond mijn vader altijd een knappe man, en dat vind ik nog steeds. Het ziet ernaar uit dat hij het goed heeft. ''Safa, het spijt me.'' Ik stond nog steeds roerloos tegenover hem. ''Het spijt je? Het spijt je?'' Ik lachte schamper. ''Wat spijt je precies? Dat je elf jaar geleden vertrok zonder afscheid, zonder reden? Maanden hebben wij ons doodongerust gemaakt. Ik hoorde hoe ze zich elke nacht in slaap huilde. En nu, nu spijt het je? Denk je nou echt dat je er zo gemakkelijk vanaf komt!'' Mijn borst ging hevig op en neer van mijn uitbarsting. Hij boog zijn hoofd. Ik wist dat ik hem gekwetst had met die woorden, maar dat kon me nu even niets schelen. Eindelijk kon ik iemand de schuld geven voor hun dood. Jaren heb ik hun dood gedwongen moeten accepteren, maar als hij nooit was weggegaan dan waren ze er nog.

''Je bent mijn vader niet meer.'' Hij keek geschokken op na die woorden. ''Safa, dit meen je niet, ik ben je vader. Dit zeg je omdat je kwaad bent.'' ''Jij weet niet half hoe kwaad ik ben. Wat denk je nou? Dat ik je om de hals ga vliegen?'' De tranen stroomden nu rijkelijk over mijn wangen. Ik vervloekte mezelf dat hij nu kon zien dat ik gekwets was. Hij liep naar me toe, maar ik deed snel een stap achteruit. ''Ik weet dat ik dit nooit goed kan maken. Ik vraag Allah elke dag om vergiffenis. Ik heb jullie in de steek gelaten.'' Ik zag dat hij moeite had zijn verdriet te verbergen. ''Nadat ik hoorde dat je moeder en Sarah overleden waren, wilde ik naar je toekomen, maar ik was bang. Bang dat je me zou afwijzen.'' Dit is werkelijk niet te geloven. ''In één klap was ik mijn moeder en zus kwijt. Ik had niemand meer, je had er verdomme voor me moeten zijn!'' Er volgde een doodse stilte. Ik wist niet meer wat ik moest zeggen. ''Ga weg, dit is te veel voor me nu.'' Hij knikte en liep langzaam naar de deur. ''Ik wil dat je weet dat ik elke dag aan jullie heb gedacht. Ik moest weg, om jullie te beschermen.'' Na die woorden liep hij de deur uit.
Ik liet me wederom op de bank vallen. De tranen kwamen vanzelf en ik kon niet meer stoppen. Al het verdriet van de afgelopen elf jaar kwam eruit. Hoe durft hij? Ik had het feit dat hij nooit terug zou komen eindelijk geaccepteerd. Ruw veegde ik mijn tranen weg. Hou op Safa, hij is je tranen niet waard. Hij ging weg om ons te beschermen? Beschermen waartegen. Wat een lullige smoes zeg, heeft hij in die elf jaar niets beters kunnen verzinnen?

De zwarte met het witte hart (VOLTOOID)Where stories live. Discover now