Hoofdstuk 9.7

426 21 3
                                    

Ik beval mezelf mijn ogen weer open te doen en de gedachten te verdrukken. Ik had er alweer veel te lang aan gedacht. Het doel van weglopen was niet om steeds maar te blijven in zitten over hoe het thuis ging. Het was niet eens meer mijn echte huis. Mijn leven bestond nu uit reizen in een auto, door heel Amerika, samen met mijn beste vriendin en twee jongens die ik nog steeds niet volledig durfde te vertrouwen. Ondanks dat mijn gevoelens voor één van die jongens er nog steeds waren.

Maar ik moest dingen bespreken met Olivia. Als we van plan waren het nog heel lang met Cameron en Zach uit te houden, dan moesten dit soort dingen ook besproken worden. Het was belangrijk.

Ik schraapte mijn keel en verplaatste mijn gewicht zodat mijn benen onderwater gingen en mijn voeten de bodem van het meer raakten. Gelukkig was het niet heel erg diep hier, dus konden we gewoon in het water staan.

“Olivia, we moeten praten,” mompelde ik en wierp zo subtiel mogelijk een blik naar achteren om te controleren of de jongens überhaupt onze kant op keken. Dat was niet het geval. Cameron zat rechtop in het gras voor zich uit te staren en Zach lag op zijn rug. Ze hielden zich niet eens bezig met ons. Dat kwam alleen maar goed uit.

Olivia opende haar ogen en volgde mijn voorbeeld, zodat we beiden rechtop stonden. “Wat is er?” vroeg ze met een licht wantrouwende ondertoon. “Je klinkt serieus, Zoë.”

Ik richtte automatisch mijn blik op mijn handen die ik nog steeds zacht heen en weer liet gaan over het water. Dat was gemakkelijker praten voor me in plaats van recht in iemands ogen te kijken. “Het is ook serieus.” Alleen wist ik niet zo goed hoe ik moest beginnen. Ik schraapte opnieuw mijn keel. “Gisteren heb ik een gesprek tussen Cameron en Zach gehoord. Het was nogal.. raar.”

Een korte stilte volgde. In die tijd probeerde ik te bedenken hoe ik de rest zou uitleggen terwijl Olivia overduidelijk de woorden even op haar liet inwerken. “Definieer raar?”

Ik haalde mijn schouders op. “Ze besproken iets over.. ons.”

“Over ons?” Ze vertrouwde het volgens mij nog steeds niet helemaal wat ik van plan was te vertellen. “Zoë, mag het ietsjes duidelijker? Als je iets te zeggen hebt, doe dat dan ook.”

Haastig knikte ik. “Ja… ja.” Ik wilde Olivia zeker niet geïrriteerd maken, want dan zou ze helemaal niet meer naar mijn verhaal luisteren. “Cameron zei iets over dat Zach veel te opdringerig was. Dat ze rustig aan moesten doen… Maar Zach zei dat we toch helemaal niet doorhadden wat er aan de hand was en wat ze precies van ons wilden omdat we onschuldige meisjes waren. Ik…” Wanhopig haalde ik mijn schouders op.

In mijn hoofd had ik het inmiddels helemaal uitgedacht hoe ik het Olivia wilde vertellen, maar hoe meer ik tegen haar zei, hoe sneller ik er achter kwam dat ik eigenlijk vrijwel geen informatie had. Hoeveel van het gesprek had ik wel niet opgevangen? Drie, vier zinnen? Het kon amper een gesprek genoemd worden. Aan deze informatie had Olivia helemaal niets.

“Dat was het?” hoorde ik haar vragen. Voorzichtig keek ik Olivia weer aan en knikte langzaam. Ze trok haar wenkbrauw op en schudde haar hoofd. “Waar heb je het in godsnaam over, Zoë? Wat is daar mee aan de hand?”

“Nou,” wilde ik haar gelijk al in de reden vallen, maar kwam amper uit mijn woorden. Ze zou me niet geloven. Ik voelde het gewoon en haar houding sprak boekdelen. “Ze willen iets van ons. Ze zijn iets van plan, Olivia. Straks…”

“Straks wat?” Olivia schudde geïrriteerd haar hoofd. “Denk je nou serieus dat ze iets met ons willen doen? Ons gebruiken?” Ze lachte schamper. “Zoë, wij zijn echt wel zo verstandig genoeg dat ze daar niet eens de kans toe krijgen. Ze onderschatten ons. Wij zijn geen onschuldige meisjes, echt niet.”

Ik sloeg mijn ogen neer. Ik was misschien dan altijd wel heel voorzichtig en probeerde zo verstandig mogelijk te doen voor ik me ergens in liet meeslepen, maar toch voelde ik me op dit moment kwetsbaar. Ik wist niet of ik Olivia wel moest geloven. Natuurlijk, zij zou haar mannetje staan en zich niet omver laten lopen door twee jongens, maar ik was minder zeker van mezelf. Het zat me gewoon écht niet lekker.

“Zoë, je ziet spoken,” mompelde Olivia hoofdschuddend. “Wat je ook hebt opgevangen van dat gesprek, je hebt het vast verkeerd begrepen. Misschien bedoelden ze dat niet eens. En anders onthoud je maar gewoon wat ik zei. Wij zijn verstandig genoeg.”

En met die woorden was het gesprek overduidelijk afgelopen, want Olivia draaide zich om en begon zich toen een weg terug te benen door het water richting de kant. Verslagen bleef ik achter, nog hopelozer dan ooit. Mijn blik ging van Olivia richting Cameron, die zijn hand als zonnescherm boven zijn ogen hield terwijl hij mijn kant op keek. Toen hij mijn blik ving, zwaaide hij wild met zijn andere hand en kon ik vaag zien dat hij ook aan het grijnzen was.

In eerste oogopslag leek hij inderdaad heel erg onschuldig. Olivia’s woorden bleven zich herhalen in mijn hoofd. We waren verstandig genoeg. Ze onderschatten ons. Wij waren geen onschuldige meisjes die niets doorhadden. Verstandig.

Langzaam kwam ik ook weer in beweging en volgde Olivia terug naar de kant. Nog een laatste blik richting Zach en Cameron, die er nog steeds doodnormaal en niet gevaarlijk uitzagen. Ik moest haar geloven. Als Olivia zei dat iets niet het geval was, dan was het negen van de tien keer ook zo. Wij waren verstandig en zij waren onschuldig. Dat moest ik proberen te onthouden.

Schijn bedriegtWhere stories live. Discover now