Hoofdstuk 65

1.3K 97 23
                                    

De hele nacht heb ik bijna geen oog dicht gedaan. Ik voelde me opgesloten en ik had honger.

Ik had nog een beetje van mijn avond eten van gisteravond willen eten, maar het was al kout geworden.

Ook kon ik de gedachten van wat ze met Casper zouden doen niet van mij afkrijgen. Straks laten ze hem verhongeren of sluiten ze hem ook op, zoals ze bij mij doen. Het stoort me ook echt dat Casper wel mag weten waar ik verblijf, maar ik niet waar hij is.

Er wordt zacht op de deur geklopt en de deur wordt opengemaakt. Ik doe alsof ik slaap en kijk onder mijn wimpers door wie er binnen komt.

Een soldaat stapt als eerst naar binnen en daarna twee dienstmeisjes. Ik hoop zo dat ze niet het zelfde zijn als het dienstmeisje van gisteravond.

"Heer Milo. Het is tijd om wakker te worden", zegt de soldaat.

Ik doe alsof ik langzaam wakker wordt en kijk dan om mij heen. Ik doe alsof ik de meisjes voor het eerst opmerk en kijk ze fronsend aan. Langzaam kom ik overeind totdat ik recht op mijn bed zit en mijn deken van mijn ontblote bovenlichaam glijd.

"Ze spreken alleen Duits, maar ik denk niet dat er veel gepraat nodig is. Doe gewoon wat ze willen. Ik wacht buiten", zegt de soldaat.

"Wacht!" roep ik voordat hij zich om kan draaien, "Blijf, alstublieft?"

De soldaat kijkt me vragend aan, maar blijft dan toch staan.

Een van de dienstmeisjes maakt de deur dicht en dit keer valt hij niet in het slot.

"U gaat zo ontbijten met koning Julian en de rest van de dag zult u aan zijn zeiden verblijven", informeert de soldaat mij. Ik knik naar de soldaat dat ik het begrepen heb en kijk naar de twee dienstmeisjes die voor mij staan.

Ze houden een lederhose voor me en een witte bloes. Ze gebaren dat ik het aan moet trekken.

"Wij laten u even alleen zodat u zich kan omkleden", zegt de soldaat en hij loodst de meiden de deur uit.

Ik trek het snel aan. De lederhose zit best lekker en de brutels die er aan vast zitten houden hem omhoog.

*

We lopen door de gang naar de ontbijtzaal.

De twee diensteisjes zijn weg gegaan en er zijn twee soldaten in hun plaats bij gekomen.

Ze zijn heel vriendelijk en ze geven me het gevoel dat ze hier zijn voor mijn veiligheid en niet zodat ik niet wegloop.

Naarmate we steeds dichter bij de ontbijtzaal komen wordt de geur van versgebakken brood en koffie steeds sterker.

We hebben de ontbijtzaal bereikt. De drie soldaten hadden mij verteld dat koning Julian drie eetzalen heeft. Eén voor elke maaltijd.

De soldaten wilde me alleen geen informatie over Casper geven. Niet eens of het goed met hem gaat. Ik probeerde door te vragen, maar ze zeiden telkens weer dat ze niets mochten zeggen. Ik begin te denken dat ze niet eens weten waar Casper is en dat maakt mij bang.

Straks gebeurt er iets ergs met hem of iets dat hij niet wilt. Straks wordt hij slecht behandeld of mishandeld.

We hebben de zaal bereikt waar we gaan ontbijten. Midden in de zaal staat een grote langwerpige tafel met twee stoelen, één aan elk uiteinde van de tafel.

Koning Julian zit al aan de linkerkant en ik wordt begeleid door een soldaat naar mijn stoel tegenover de koning.

Met mijn ogen zoek ik de zaal af naar Casper, maar hij is er niet. Waarom ben ik wel hier, maar Casper niet? Hij is de prins, niet ik. Ik ben een gewone burgerlijke jongen. Wat is er zo speciaal aan mij dat ik wel hier ben, maar Casper niet?

Voordat ik ga zitten buig ik. Ik ben niet vergeten dat de koning boos werd, omdat Casper niet wilde buigen. "Goedemorgen, majesteit."

Ik wacht totdat Julian het teken geeft dat ik weer recht mag gaan staan en mag gaan zitten.

Koning Julian grijnst vies en zegt dan op een arrogante toon: "Je mag gaan zitten."

Ik recht langzaam weer mijn rug en ga zitten.

Er is minstens vier meter afstand tussen koning Julian en mij.

"Tast toe", zegt Julian en hij gebaart met zijn hand naar het eten dat op tafel staat.

"Eet smakelijk", zeg ik beleeft en kijk dan naar al het eten.

Er staan allemaal zilveren kommen en schalen voor mij met brood en allemaal verschillende soorten fruit. Ook staan er vier kannen met koffie, thee, sinaasappelsap en melk. Dat alles staat alleen al aan mijn kant van de tafel. Bij Julian staat het nog voller.

"Ik ben al begonnen. Ik hoop dat je dat niet erg vindt. Ik hou niet van wachten, maar voor jou maak ik een uitzondering." Hij knipoogt en neemt een hap van zijn broodje.

Probeert hij nou met mij te flirten?

Ik kijk hem vanonder mijn wimpers aan. "Nee, dat vind ik niet erg", zeg ik zijn opmerking negerend.

"Ik hoop dat je lekker geslapen hebt", zegt koning Julian en hij neemt een slok uit zijn mok

"Ja, heerlijk", lieg ik, "U?"

"Valt mee." De soldaten in de zaal lijken nog stiller te staan dan normaal en ze maken nu nog minder geluid. Je hoort ze niet eens meer ademhalen.

"Gelukkig bestaat er koffie." Koning Julian houdt zijn mok omhoog en neemt daarna nog een slok.

"Gelukkig maar", zeg ik alsof ik het grappig vindt. Ik pak een broodje en wat aardbijen.

Ik begin de aardbijen te snijden en probeer al mijn aandacht op de aardbijen te houden. Wat moeilijk gaat.

Ik voel constant de ogen van Julian op mij gericht. Alsof hij elke beweging die ik maak met zijn ogen volgt.

Mijn aardbijen zijn gesneden en zelfs al op mijn broodje gelegt. Ik hou het niet meer vol met mijn consentratie en moet opkijken.

Koning Julian kijkt mij geamuseerd van achter zijn mok aan. Er loopt een rilling over me heen en ik heb meteen geen zin meer in mijn broodje ook al had ik zo veel trek.

Ik dwing me zelf om een hap te nemen. Anders heb ik dadelijk weer honger.

Julian bestudeert mij schaamteloos en neemt soms een slok uit zijn mok met koffie.

"Smaakt het?" vraagt Julian uit het niets en ik verslik me bijna in mijn hap.

De vraag kwam zo uit het niets en alles in de zaal is zo stil dat ik schok.

"Ja", antwoord ik.

"Mooi", grinnikt hij. 

Cinderella but than different ✅Where stories live. Discover now