hoofdstuk 51

1.5K 97 16
                                    

 "Dit is te gek!" roep ik naar Casper over het gejuich van de mensen heen. "Ik dacht al dat je het leuk zou vinden!" roept hij terug. Ik lach naar hem.

De mensen beneden ons hebben allemaal borden en spandoeken in hun handen waar mee ze hun steun laten zien aan de weeskinderen. Ze juichen en lachen naar ons en iedereen ziet er vrolijk uit. De blijdschap van de mensen is aanstekelijk en je kan de lach gewoon niet van je gezicht af halen.

Ik probeer zo goed mogelijk naar iedereen te zwaaien. Casper heeft nog steeds mijn hand vast en dit is de eerste keer dat ik los wil laten zodat ik allebei mijn handen heb om te zwaaien, maar ik laat niet los. Ik weet dat ik er later spijt van zal hebben als ik zijn hand los laat.

We zijn bijna bij het einde. We gaan nog langs het plein voor het gemeente huis en verdwijnen dan achter het gemeente huis.

Het gemeente huis is een groot wit huis met gouden kozijnen en deuren. Tegenover het gemeente huis is een groot podium waar nog wat mensen aan werken om alles klaar te zetten. Het plein is tussen het gemeente huis en podium en het staat vol met mensen.

Ik zwaai nog naar de laatste mensen voordat we de rust in gaan en de menigte achter ons laten. We horen nog wel het geluid dat de mensenmassa achter ons creëert, maar dan op de achtergrond.

"Ik begrijp helemaal waarom je dit elk jaar doet!" roep ik naar Casper ook al is dat niet meer nodig. Mijn oren zijn nog steeds gewend aan het geluid van de menigte en ze zoemen zelfs een beetje na.

Casper lacht en schuift zijn rooster omhoog. Er is toch niemand meer die hem mogelijk zou herkennen en anders zijn ze te ver om hem goed te zien.

"We moeten nu het gemeente huis zien binnen te komen", zegt Casper als we allebei weer op de grond staan. Ik knik. Dat kan niet zo moeilijk zijn, toch?

Niet dus. We staan nu voor een zijdeur en de bewaker wil ons niet binnen laten. Casper had zijn rooster weer even naar beneden gedaan, maar zelfs toen hij hem omhoog deed wilde hij de deur niet open maken.

"Ik hoop voor jullie dat dit een grap is anders zitten jullie diep in de problemen", zegt hij nors. "Meneer, ik kan u verzekeren dat dit zeker geen grap is", zegt Casper op zijn toon die heel zakelijk klinkt en gebruikt als hij de prins moet zijn. Zijn koninklijke toontje als het waren.

De bewaker gelooft Casper echter niet en zegt: "Als jullie niet maken dat jullie weg komen roep ik versterking." "Meneer, dat lijkt mij niet van toepassing", zegt Casper vriendelijk en zet zijn helm af. "Ik ben Casper, de zoon van de koning en uw prins. Ik zou graag naar binnen willen."

De bewaker begint heel hard te lachen. "Ik begrijp niet wat hier grappig aan is", zegt Casper vriendelijk, maar ik merk aan hem dat het hem irriteert.

De bewaker proest het nu uit van het lachen. "Als-als jij de pri-prins bent dan ben ik zeker de koning van de ju-jung-jungle", zegt hij tussen het proesten door. Casper vertrekt geen spier en kijkt nog even sympathiek naar de man.

De man slaat nu dubbelgevouwen van het lachen en slaat op zijn knie. "Meneer", zeg ik in een poging ook te helpen. "En jij bent zeker zijn hulpje", zegt de bewaker minachtend en draait zich naar mij. Wat een lul. "Nee", probeer ik net zo zakelijk te klinken als Casper. "Mogen we er alstublieft langs?" vraag ik.

De man gaat weer recht staan en maakt zich extra breed. Opeens schiet me een idee te binnen.

"Kom Casper, dit heeft geen zin. Laten we naar een andere deur gaan", zeg ik en wenk Casper. Hij kijkt me alleen maar vragend aan maar loopt dan mee. Als we nog geen vijf stappen gezet hebben begin ik te gillen.

Cinderella but than different ✅Where stories live. Discover now