Hoofdstuk 10

2K 126 6
                                    


Casper en ik hebben nog wat rondgewandeld door de tuin. Hij is nu weer aan het dansen met een ander. "ik zou nog heel graag door willen kletsen, maar ik moet echt verder", zei hij.

Ik vestig me weer bij de hapjes. Voor dat ik mijn eerste hapje kon pakken stond er al een kring van mensen om me heen. "Wat vroeg hij?-Is hij aardig?-Hoe was het?- welke kleur ogen heeft hij?" Vragen allemaal meiden. Oh... nee.

"Uhhh....", zeg ik en kijk snel om me heen. Oke Milo bedenk iets. Snel! "I-ik moet naar de wc", zeg ik en ren weg van de meiden die om me heen staan, maar niet voordat ik nog een hapje kon pakken.

Dit moet er verschrikkelijk uit zien. Een jongen die als een gek de balzaal uit rent. Oke blijf door rennen. Als ik eenmaal een stuk of drie gangen door ben stop ik met rennen. Ik leun naar voren om op adem te komen. 

Ik ben in een gang met allemaal portretten. Ze zien er oud uit. Ik bekijk ze van ietsje dichter bij. Er hangen gouden plaatjes onder. 'Josef Cornelius Freetmend'  staat er op. Iedereen op de portretten draagt een kroon en een elegant pak.

Ik loop door de gang. Op ongeveer twee/derde deel van de gang houden de portretten op en blijft er een kale muur achter. De laatste twee portretten zijn van de huidige koning en koningin. Ze zien er jong en gelukkig uit.  

Ik loop de gang uit en loop nog een paar gangen door. De gangen zijn kaal en lijken allemaal op elkaar. Bordeaux rood bijna paars. De gangen zijn slecht verlicht. Ik ga naar links en dan weer daar rechts. Het lijkt wel een doolhof hier. 

Ik probeer de weg terug te vinden naar de balzaal. Met nadruk op proberen. Ik heb het gevoel dat ik alleen maar dieper het paleis in ga. De gangen zijn uitgestorven, er zijn geen bordjes en alle deuren zitten op slot. 

Goed rustig blijven, je bent gewoon verdwaald. Niks aan de hand. Als je de weg echt niet terug kan vinden dan wacht je maar totdat er iemand langs loopt. 'En als er nou niemand langsloopt', zegt het boosaardige stemmetje in mijn hoofd. Ik probeer het stemmetje te negeren. Gewoon door lopen.

Ik loop nog door een paar gangen. Na de zoveelste gang veranderen ze. Ze zijn nog steeds de zelfde kleur maar nu hangen er hier en daar wat schilderijen. Het geeft een warmere sfeer. Het voelt hier veel minder uitgestorven. Ik blijf doorlopen met nieuwe hoop dat ik de weg terug vind. 

"Pardon, maar wat doe jij hier?" vraagt dan een stem uit het niets achter mij. Geschrokken draai ik me om. Het is de koning. Ik maak een buiging. "Het spijt me. Ik was verdwaald en ik kon de weg niet meer terug vinden en toen ble-", ik ratel maar door. "Het is al goed", zegt de koning met een lachje. "Ik was gewoon verbaast waarom een gast hier zou rond lopen terwijl het wel duidelijk is dat het feest in de balzaal is", zegt hij. Ik stoot een nerveus lachje uit. "Jij was toch die jongen met wie mijn zoon heeft gedanst?" vraagt hij. "Ja, hoogheid", zeg ik beleefd. "Aha, kom maar mee ik breng je wel terug. Hoe heet je?" vraagt de koning. "Milo, hoogheid", zeg ik. 

"Dus wat vind je van mijn zoon?" vraagt de koning. "Casper?", zeg ik. "Ja Casper", zegt hij met een lach. "Hij is heel aardig", zeg ik. De koning glimlacht. "Het is deze hoek om en dan naar rechts dan kom je er wel", zegt de koning en legt zijn hand op mijn rug. "Dank u wel", zeg ik en loop de hoek om.





Cinderella but than different ✅Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu