Hoofdstuk 128

126 7 1
                                    

Eva

Met een diepe bas op mijn trommelvliezen ren ik door de Helpoort, langs de maasboulevard, op weg naar de enige plek waar ik nu rustig kan worden. Pas na vier kilometer merk ik dat mijn boosheid begint te zakken. Ik realiseer me dat ik niet eens per se boos was op Wolfs maar misschien nog wel weer op mezelf.

De laatste halve kilometer, loopt de weg schuin omhoog en dat voel ik direct in mijn bovenbenen. Ik verbijt me tegen de verzuring en ren zonder te vertragen over het pad naar boven. Ik ken deze weg als geen ander en ontwijk zonder enige moeite elke kuiltje en spring soepel over de uitstekende boomwortels. Na ruim een halfuur ben ik op mijn bestemming.

Ik trek de dreunende muziek uit mijn oren en met mijn armen in mijn zij, sta ik buiten adem op de Sint-Pietersberg. Ik laat mijn ogen over het prachtige uitzicht glijden. De glooiende groene heuvels met hier en daar wat koeien en de meanderende Maas in het dal met aan weerszijden delen van Maastricht.

Ik laat mezelf op mijn rug in het hoge gras zakken, de sprietjes kriebelen op mijn blote bovenbenen en prikken in mijn nek. Ik staar naar de blauwe hemel boven mijn hoofd er is een enkel wolkje aan de lucht. Ik lig precies op de plek, waar we in maart Thoms ballonnen hebben opgelaten.

Ik sluit mijn ogen en concentreer me op de warme zonnestralen op mijn gezicht. 'Hey Thommie, ik ben er', fluister ik zachtjes naar boven. Alleen als ik hier op dit plekje ben, in mijn eentje, zo dicht mogelijk bij hem, mag ik mijn tranen toelaten van mezelf. Het gapende gat in mijn hart gloeit.

Ik voel een brok in mijn keel groeien en er ontsnapt een traan uit mijn ooghoek, 'ik mis je', snik ik. Mijn handen klauwen machteloos in het gras en ik voel hoe mijn lichaam zich schrap zet tegen de golf van verdriet die me overspoelt. Ongecontroleerd stromen de tranen over mijn wangen, huilend lig tussen de grassprietjes.

Als ik enigszins gekalmeerd ben, ga ik weer overeind zitten. De last die de afgelopen weken op mijn borst drukte is verdwenen. Mijn opgekropte emoties zijn er nogal explosief uitgekomen, maar wat had ik anders verwacht. Ik veeg mijn betraande wangen droog en vouw mijn benen in kleermakerszit over elkaar. 

Het rouwproces na Thom is slopend, steeds als ik denk dat het verdriet eindelijk een beetje naar de achtergrond verdwijnt, steekt het hardnekkig weer de kop op. Ik mis hem de hele tijd, ik word er gek van. Deze onverwachte tranen laten me realiseren hoe diep het verdriet zit. Genadeloos en verwoestend. Plots haalt het me in, en het gekke is: ik weet niet eens precies wie ik mis. 

Ja, de trappelende voetjes in mijn buik en de fijne toekomstdroom met zijn zessen. Maar geen vrolijk karakter of een lieve stem, geen twinkelende blauwe ogen of stralende lachHet is zo anders dan bij Frank. Toen kwam ik het gemis overal tegen. In zijn kleren en zijn pannen, zijn ontbrekende omhelzingen en lichaamswarmte in bed. 

In het begin zag ik Frank nog wel eens voor me als ik in de keuken was. Het was heel gek, maar dan zag ik hem ineens de trap af komen. Dan zat hij aan tafel of was hij bezig in de keuken. Mijn hoofd vulde de leegte die hij achterliet als het ware in, met beelden die mijn hersenen eerder hadden opgeslagen.

Soms greep het gemis me onverwacht weer naar de keel. Want dan keek ik naar de tafel en dan stond er plots een bord te veel. Het waren van die kleine dingetjes die automatisme waren geworden. Tafeldekken, porties eten bestellen, altijd voor drie en dan opeens nog maar voor twee. Het herprogrammeren van je gewoontes en iemand doelbewust uit je systeem wissen, dat doet pijn.

Thom hoeft gelukkig niet gedeletet te worden uit mijn gewoontes, hij was er nog geen onderdeel van. Zijn verdriet gaat schuil in andere kleine dingetjes. Nog een verdwaald babysokje in de was, een klein baby'tje op straat, iemand die vraagt hoeveel kinderen ik heb. De dichte, onaangeroerde deur van de babykamer die ik tegenkom op weg naar mijn slaapkamer.

Fleva Forever AfterWhere stories live. Discover now