Hoofdstuk 104

137 7 1
                                    

Een extra hoofdstukje vandaag. Iets korter dan normaal maar ik vond het een mooie aanvulling op het verhaal. Afgelopen weken heb ik een soort gelijk verlies van heel dichtbij meegemaakt. De gedichtjes die in die verhaal terugkomen vond ik zelf heel mooi passen bij de situatie en de woorden vingen heel precies het gevoel.

*Het is de vierde dag vandaag, het is de eerste dag dat ze echt alleen met hun gezin zijn. Vandaag is er geen bezoek gepland en dat is heel fijn. Ze zijn echt even alleen met elkaar. Officieel hebben ze recht op kraamverzorging maar ze hebben heel bewust gekozen om dat niet aan te vragen. 

Wolfs en Eva hebben beide geen behoefte aan een "vreemd" iemand die door het huis loopt. Bovendien zorgt dat voor nog een extra confrontatiemoment, nóg een herinnering aan hoe het had moeten zijn. Vanochtend hebben ze met de kleintjes geknuffeld in het grote bed en zijn ze heel relaxt wakker geworden. 

Daarna hebben ze met zijn vijven een stuk gewandeld door het bos, even weg uit de beklemmende stilte die thuis in de lucht hangt. Fleur en Rafael waren ondertussen thuis bij Thom, zodat hij niet alleen was. Sepp vond het heerlijk om even uit te razen en heeft al zijn energie eruit gespeeld tijdens de wandeling. 

Het was gelukkig rustig buiten. Eva had bewust een vrij ongerept stukje natuur uitgezocht, zodat ze zo min mogelijk mensen zouden tegenkomen. Zo min mogelijk kans om vrolijke gezinnen met blije baby's tegen te komen. Alles om dat jaloersmakende geluk niet onder ogen te hoeven komen. 

's Middags hebben ze ombeurten geknuffeld met Thom. Doordat Eva en Wolfs overdag constant bezig waren met Sepp en de meiden, was er niet zoveel ruimte voor het verdriet en overheerste de blijdschap vandaag. Het voelde voor het eerst een beetje zoals het had moeten zijn. Fijn. Liefdevol. Samen, met elkaar.*

Wolfs

'Dag vier', schrijf ik op het papier, ik zit aan de keukentafel over een notitieboekje gebogen. Eva legt boven de meiden op bed, Fleur en Rafael maken buiten even een ommetje en ik zit nog in de keuken met Sepp. Hij zit rustig met zijn duplo te spelen, dus ik heb even tijd voor mezelf. De pen in mijn hand krabbelt over het papier. Zonder enige twijfel vul ik de pagina in razend tempo met inktzwarte letters.

Ik heb mezelf, op aanraden van het ziekenhuis, voorgenomen om alles wat er deze dagen in de aanloop naar de crematie gebeurt op te schrijven. Als een soort herdenkingsmonument voor later, om het allemaal nog een keer terug te kunnen lezen, mochten we daar behoefte aan hebben. Maar vooral ook om alles van me af te kunnen schrijven, in de hoop het zo beter een plekje te kunnen geven. 

Naast dat ik een dag verslag bij hou, schrijf ik ook gedichtjes en kleine versjes. Die 's avonds door mijn hoofd spoken, als mijn hoofd maar ligt te malen omdat ik de slaap niet kan vatten. Het helpt om mijn gevoel op papier te zetten, alsof ik mijn gedachten als het ware kan parkeren zodat het malen even stopt. 

Nadat ik deze dag in detail heb beschreven, sla ik de pagina om, op de achterkant schrijf ik het volgende gedichtje. Er zit pijn achter de voordeur. Niet door wat er over is, maar door de leegte die je achterliet. Daarin zit ik gevangen. Er zit pijn achter de voordeur. Er zit een eindeloos verlangen

Ik blader terug naar gisteren en lees. Ik stond stil in de regen, ik stond er al een poos. Ik wist niet precies hoe lang, maar mijn bang en mijn boos spoelden langzaam van me af. Het was fijn om hier te staan. Want niemand, niemand ziet het verschil. Tussen een regendruppel en een traan. 

Tegen mijn wil in bladeren mijn vingers nog een bladzijde terug, mijn ogen glijden over de regels. Het is stil. Waar ik gebrabbel had moeten horen, uit jouw kamertje 's ochtends vroeg. Het is stil. Waar ik in de nacht bezig had willen zijn met het voeden en troosten van jou. Het is stil. Waar ik elk jaar had willen zingen op de dag van jouw geboorte. Het is stil. Op die dag dat ik jou verloor. Maar de ruis van jouw niet-bestaan, klinkt voor altijd in mij door'

De tranen in mijn ogen, maken mijn zicht troebel en laten de letters dansen op het papier. Ik klap het boekje dicht en staar voor me uit. Ik kijk naar Thom die in zijn kommetje water vredig lijkt te slapen. Ik leg mijn hand onder zijn hoofdje in het water en bestudeer zijn kleine voetjes en zijn mondje. 

'Hè Thommie', zeg ik zachtjes, 'wat hadden we je graag bij ons gehad, kleine vent. Je krijgt een heel bijzonder bedje straks, waarin je lekker zacht en warm ligt. Met de handen van papa en mama erop en die van je broer en zussen. Zo zijn wij altijd dicht bij jou en ben jij altijd dicht bij ons, fijn hè'. Ik veeg met de rug van mijn hand een traan uit mijn ooghoek.

'Papa', Sepp klimt naast mij op de tafel, 'mag ik Thom vasthouden', vraagt hij. 'Straks konijntje', glimlach ik, 'Thom ligt nu even lekker in zijn badje, maar hij vindt het wel heel fijn als je zijn handje vasthoudt denk ik'. Sepp aarzelt geen seconde en steekt zijn hand in het water, heel voorzichtig pakt hij Thoms handje tussen duim en wijsvinger. 

'Klein hè', zegt hij schattig, 'zo'n lieve baby hebben wij. Zullen we hem houden'. Hij kijkt me stralend aan. Ik voel de tranen prikken achter mijn ogen en schraap mijn keel, 'weet je nog vent, wat mama gisteren heeft verteld. Dat Thom een sterretje in de hemel is'. Sepp knikt, 'ja dat hij nu een sterretje is en dat het heel fijn is in de hemel'. 'Ja', ik pers een glimlach over mijn lippen.

'En dat alleen zijn lijfje nog hier bij ons is', zeg ik. Sepp knikt weer, maar zijn gezicht betrekt, 'ik wil niet dat hij weggaat', snikt hij. Ik buig mijn hoofd een aai door zijn haren, 'ik weet het jochie. Ik weet het. Maar Thom gaat nooit helemaal weg. Hij zit voor altijd in jouw hartje, dus hij is altijd bij je in de buurt', zeg ik schor en ik wijs naar zijn borstkas. 

Stilletjes staart mijn zoon naar zijn kleine broertje. Dan kijkt hij me aan, 'zit hij ook in jouw hartje', vraagt hij nieuwgierig. Ik glimlach kleintjes, 'ja, Thom zit in mijn hart. En mama en Fleur. En Pip en Zus, en jij ook. Jullie hebben allemaal een speciaal plekje'. 'Gezellig', giechelt het ventje, 'allemaal in jouw hart'. 

'En weet je wat', zeg ik, 'als je Thom mist, dan kun je overal tegen hem praten. Sterretje kunnen namelijk heel goed luisteren en die weten altijd alles als eerste'. 'Echt', vraagt Sepp. 'Echt waar', knipoog ik. 'Dat vind ik fijn, papa', zegt hij en hij kruipt tegen mij aan. 'Ik ook Sepp.. ik ook'.

Fleva Forever AfterWhere stories live. Discover now