Hoofdstuk 1

580 9 0
                                    

Eva

Het is maandagochtend. Ik word met een bonkend hoofd wakker, het is nog donker buiten. Ik draai me kreunend nog een keertje om en trek de deken over mijn hoofd. Naast me is het bed leeg en koud, Wolfs is al opgestaan. Nog voordat ik goed en wel wakker ben, voel ik dat mijn maag zich omdraait. Ik sla mijn hand voor mijn mond en trek een sprintje naar het toilet, maar dat haal ik al niet meer. Voordat ik het weet, komt mijn hele maaginhoud eruit en beland op de vloer. 

Na de eerste golf, voel ik een tweede lading maagzuur opkomen. Ik strompel verder naar het toilet. De tweede zure golf verlaat mijn maag en komt keurig in de wc-pot terecht. Op mijn hurken zit ik voor het toilet, mijn onderarmen leunen op de bril. Ik ben duizelig en het voelt alsof ik ga flauwvallen. Het zweet parelt op mijn voorhoofd en er verschijnen zwarte vlekken voor mijn ogen. Mijn oren suizen en mijn ademhaling is vlug en oppervlakkig, ik probeer mezelf te kalmeren en adem diep in en uit.

Dat blijkt een slecht idee te zijn. Als ik mijn buikspieren ontspan voel ik hoe een nieuwe lading gal zich onmiddellijk, via mijn slokdarm, bijtend een weg naar boven baant. Kokhalzend hang ik boven het toilet, ik hoor een zacht klopje op de badkamerdeur. 'Eva wat doe je allemaal, gaat het wel', Wolfs klinkt bezorgd. 'Ik heb een ontbijtje gemaakt voor je', zegt hij door de dichte deur. De gedachte aan een bruine boterham met een gebakken ei, maakt me opnieuw kotsmisselijk. Ik weet nog net uit te brengen dat het prima gaat, voordat ik weer moet kokhalzen. 

Wolfs opent voorzichtig de deur, terwijl ik een vijfde golf gal in het toilet spuug. 'Ach meisje toch, gaat het wel', vraagt hij lief. Wolfs knielt zorgzaam naast me neer en veegt mijn losse haren van mijn zweterige voorhoofd. Ik barst in snikken uit, 'ik...ik...ik voel me niet zo goed', piep ik. Terwijl ik voel dat ik opnieuw moet overgeven. 'Geeft niks Eef', fluistert Wolfs in mijn oor, terwijl hij zachtjes over mijn rug streelt, 'het komt allemaal goed'. Voorzichtig tilt hij me op, 'kom, ik breng je naar bed'. 

Hij opent de slaapkamerdeur met zijn voet en dan ziet hij het braaksel op de grond. 'Oh Eefje toch', hij legt me op bed en strijkt even over mijn wang. 'Ik ben zo terug, momentje', mompelt hij, terwijl hij op een drafje de slaapkamer uitloopt. Wolfs komt terug met een emmer, die hij naast het bed zet, in zijn andere hand heeft hij een dweil. 'Sorry', snik ik. 'Je hoeft geen sorry te zeggen Eef. Ik ruim het even op en dan bel ik Mechels, om te zeggen dat je vandaag niet komt'. Ik wil er iets tegen in brengen, maar als ik Wolfs zijn strenge blik zie, besluit ik mijn mond te houden. 

Wolfs dweilt de slaapkamervloer terwijl hij mij scherp in de gaten houdt. Even later loopt hij de trap af met de dweil in zijn handen. Ik lig uitgeblust op het matras, als ik maar heel stil blijf liggen, komt de misselijkheid niet terug. Door de open deur komen geluiden vanuit de kelder, de trap op, de slaapkamer ingeslopen. Ik hoor Wolfs rommelen in de keuken en daarna hoor ik zijn voetstappen op de trap. 

Hij staat glimlachend in de deuropening met een ontbijtje, thee en een beschuitje met kaas. Hij zet het dienblad op mijn nachtkastje, ik trek een vies gezicht en wend mijn hoofd af. Wolfs komt naast me zitten op het bed, ik voel hoe het matras inzakt onder zijn gewicht. Hij strijkt met zijn vinger over mijn bovenarm, 'je moet iets eten en drinken Eef, anders droog je uit'. Met tegenzin neem ik voorzichtig een slokje thee, meteen voel ik de misselijkheid weer opkomen. 

'Ik wacht nog even', zeg ik tegen Wolfs, 'anders komt alles er straks weer uit'. 'Oké', knikt hij bezorgd, hij staart bedachtzaam voor zich uit en werpt dan een blik op zijn horloge. 'Ik ehm, ik moet wel aan het werk eigenlijk. Red jij je hier alleen of moet ik iets regelen. Zal ik een vrije dag opnemen', vraagt hij. Ik schud mijn hoofd en pers een glimlach over mijn lippen, 'ga maar, ik red me wel'. 'Wordt maar snel beter, ik zie je vanavond', glimlacht hij, zachtjes drukt hij zijn lippen op mijn voorhoofd. 

Na een halfuurtje, probeer ik opnieuw wat te eten en gelukkig hou ik het binnen. De ergste misselijkheid is weggezakt en ik verveel me te pletter alleen thuis. Ik haat ziek zijn, gelukkig ben ik zelden grieperig en door een verkoudheid laat ik me niet uit het veld slaan. Na wikken en wegen besluit ik toch maar naar het bureau te gaan. Ik bel Mechels om te vertellen dat ik toch naar het bureau kom. 'Prima fijn', stemt ze in, 'jullie hebben een lijk op de Bauenaerstraat 8a, Wolfs is er vast naar toe'. 'Ik ben al onderweg', antwoord ik en ik spring in de auto. 

Na een kwartiertje sta ik voor de deur van de PD. Ik zie Wolfs' auto staan en ook het busje van de forensische opsporing staat voor de deur. Opgewekt begroet ik de - in witte pakken gehulde - collega's. Resoluut loop ik onder het rood-witte lint door dat de weg naar de PD verspert en stap over de drempel het huis in.

Wolfs

Arme Eva, ze was vanochtend zo misselijk. Ik wilde haar eigenlijk niet achterlaten, maar ik moest gewoon werken. Mechels belde dat er een lijk was, dus toen ben ik er maar alleen heen gegaan, Marion en Romeo waren er al. De dode is een bekende drugskoerier in de stad, hij stond onder de tap en had ruzie met één van zijn klantjes, dus deze zaak hoeft niet zo moeilijk te zijn. De FO is inmiddels ook gearriveerd. 

Terwijl ik wat laatjes opentrek en door de inhoud spit, hoor ik de voordeur opengaan. 'Goeiemorgen', klinkt een opgewekte stem die ik uit duizenden herken. De hakken van haar laarzen tikken vastberaden op de tegelvloer in de gang en komen steeds dichterbij. De deur naar de woonkamer zwaait open. 'Wat hebben we' vraagt ze. Ik draai me om en Eva staat recht voor mijn neus. 'Wat doe jij nou hier', vraag ik verbaasd. 'Ja wat denk je, ik kom werken', antwoord ze. 

'Jij hoort in bed, je was hartstikke ziek vanochtend', brom ik. 'Ja maar het gaat eigenlijk wel weer', zegt ze zelfverzekerd. Ik laat mijn ogen van top tot teen over haar lichaam glijden, er straalt een gezonde blos op haar wangen en ze kijkt kwiek uit haar ogen. Argwanend kijk ik haar aan, maar het lijkt echt alsof ze weer beter is. Dan haal ik mijn schouders op en knik, 'goed dan, maar ik hou je in de gaten'. 

Ze rolt met haar ogen, 'vertel nou maar gewoon wat je hebt. Ik kan heus wel op mezelf passen'. 'Nou ja, we hebben een lijk hè. En we kennen hem', stel ik vast. 'Ja, dat is Jordy Klink', zegt ze met een knikje naar de dode jongen, 'verkocht heroïne maar was zelf ook hartstikke verslaafd'. 'Inderdaad', mompel ik, 'de doodsoorzaak is waarschijnlijk een overdosis..'. 'Heeft hij dat zelf toegediend', onderbreekt Eva me ongeduldig. 

'Dat wordt nu onderzocht, de spuit is ook al naar het lab', ga ik verder, 'maar hij stond in ieder geval onder de tap en op de hoek van de straat staat een camera'. 'Oké dan. Dat wordt beelden kijken totdat we het rapport van de FO hebben', beslist Eva en ze draait zich al om, op weg naar de auto. Ik trek een sprintje naar mijn auto en rij achter haar aan naar het bureau. 

Als we naar binnen lopen ruikt het heerlijk naar döner kebab. Normaal gesproken heb ik het niet zo op kleffe broodjes, maar een vette hap op zijn tijd kan ik best waarderen. Romeo loopt naar me toe met een broodje, 'willen jullie ook', vraagt hij. Ik open mijn mond al om ja te zeggen. Als ik plots zie dat Eva wit wegtrekt en richting de toiletten rent. 

'Eva', roept Marion verschrikt en ze loopt vlug achter haar vriendin aan. 'Wat is er met haar', vraagt Romeo verbaasd. 'Ik heb geen idee', lieg ik tegen hem, 'maar het is wel al de tweede keer vandaag'. Terwijl ik naar de toiletten loop vraag ik me af of mijn vermoeden, wat er met Eva aan de hand kan zijn, juist is. Ik vind Eva en Marion bij de wasbakken. 

Eva plenst wat water in haar gezicht, terwijl Marion haar rug aait. Ik steek mijn hoofd om de hoek van de deur, 'gaat het Eef', vraag ik. 'Zou je toch niet even langs de dokter gaan', stel ik voor. 'Ben je gek', antwoord ze resoluut, 'ik ben nooit ziek. Ik heb gewoon een beetje weinig gegeten'. Ik zie aan haar dat ze liegt en zich helemaal nog niet zo goed voelt, maar besluit het maar even te laten. 

Met tegenzin draai ik me om en loop richting mijn bureau. Even later komen Eva en Marion de toiletten uit. Eva ziet nog steeds een beetje pips, maar heeft al veel meer kleur op haar gezicht dan daar net. Ik zucht opgelucht, misschien dat ze zich inmiddels wel weer wat beter voelt.

Fleva Forever AfterWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu