Hoofdstuk 41: Noël

299 34 46
                                    

Een beetje opgelucht haal ik adem als ik die woorden over mijn lippen heb gekregen. Als jongen. Natuurlijk ben ik een jongen. Ongeveer dan. Iedereen kijkt me een beetje afwachtend aan. Moet ik nog iets zeggen? Moet ik iets zeggen over hoe ik me voel? Ik kijk naar mijn handen. Ze trillen. Ik heb nog geen enkele keer zo veel gehuild. Dit was eigenlijk precies waar ik bang voor was. 'Dan denk ik dat we gewoon verder moeten gaan met het leven,' zegt Kyle aarzelend. 'Ik vergeef je het nog niet, helemaal niet! Maar we kunnen elkaar wel normaal behandelen zolang we hier zijn.' Ik knik. Jules haalt zijn schouders op en fronst. 'Ik weet het niet,' zegt hij. 'Ik denk dat ik er dan maar vandoor ga. Ik wil hier niet blijven.' Wat? Jace kijkt hem verschrikt aan. 'Waarom?' vraagt hij. 'Ik kan hier niet blijven,' antwoordt Jules. Jace haalt diep adem. 'Jules, in een korte tijd ben ik je ook als vriend gaan beschouwen. Blijf toch gewoon! Je hebt ons nog. In je eentje zul je al helemaal geen geluk vinden.' Jules denkt even na en zwijgt. 'Je hebt gelijk. Ik moet nu geen overhaaste beslissingen nemen,' zegt hij na een tijdje. Opgelucht blaas ik mijn adem uit. Gelukkig gaat hij niet weg. Dat zou serieus mijn einde zijn. Er is nu niks tussen ons. Ik ben bang dat dat nog een tijdje zo zal blijven. Ik slik. Ik hou van hem, maar hij is gewoon boos op me. Dat zal ik moeten respecteren. Hoe moeilijk het ook is.

Bij nader inzien ben ik blij dat ik samen met Jace in een tent slaap. Hij is degene die me nog het meest aardig behandelt. Dat komt waarschijnlijk, omdat hij zelf ook niet echt gelukkig is. Ik zucht. Ik voel me niet goed. Jules, mijn grote liefde, besteedt nauwelijks aandacht aan me. Ik draai mijn flesje water open en drink iets. Isaac, Kyle en Jules zijn met zijn drieën aan het kaarten. Jace ging douchen. Ik vraag me af hoe ze erachter zijn gekomen. Ik heb toch niks verdachts gedaan? Ik snap het echt niet. Plots zie ik iemand lopen. Het meisje heeft lange, bruine haren. Wat doet Carmen hier? Ze kijkt even om. Er verschijnt een paniekerige blik in haar ogen als ze mij ziet. Ze begint te rennen. Wat is er mis met haar? Toch vertrouw ik het niet helemaal. Ik loop naar Kyle toe. 'Ik zag Carmen net,' zeg ik aarzelend. Kyle schiet in de lach. 'Vast!' lacht hij. 'Ik zweer het,' antwoord ik. Hij kijkt om zich heen. 'Waar dan?' vraagt hij. 'Ze liep net daar,' zeg ik. Ik wijs naar de plek waar Carmen net was. 'Alleen toen zag ze mij en begon ze te rennen.' Kyle kijkt me serieus aan. 'Is dit een grapje?' vraagt hij. Ik schud verwoed mijn hoofd. Hij staat op. 'Waar ging ze heen?' vraagt hij. 'Daarheen!' zeg ik en ik wijs. 'Ik ga even een blik werpen,' zegt hij en hij loopt richting de plek. Ik vraag me af wat Carmen hier in hemelsnaam doet.

Zodra Kyle weer terug is, loopt hij naar mij toe. 'Je weet het heel zeker?' vraagt hij. Ik knik. 'Heel zeker.' Hij kijkt bedenkelijk. 'Ik heb haar niet gezien,' zegt hij. 'En op dit moment vertrouw ik je niet helemaal.' 'Ik lieg niet,' zeg ik. Mijn stem trilt. Hij haalt zijn schouders op. 'Het maakt niet uit,' zegt hij en loopt weer terug naar Jules en Isaac. Moedeloos ga ik zitten. Ik verberg mijn gezicht in mijn handen. Waarom is alles zo moeilijk? Ik zou me opgelucht moeten voelen, omdat mijn geheim niet meer zo geheim is, maar ik voel niks. Helemaal niks. Jules minacht me. Kyle vertrouwt me niet. Isaac kent me niet eens. Jace is ook niet zo vrolijk. Ik had dit nooit verwacht van deze vakantie. Ik vraag me af wat we gaan doen deze dagen. Op deze camping bleven we volgens mij niet zo lang. Na deze camping gaan we nog naar één bestemming en daarna gaan we naar Parijs. Ik had me Parijs voorgesteld samen met Jules. Parijs is de stad van de liefde. Nu ben ik gebroken en alleen. Het liefst zou ik weer gewoon naar huis gaan. Ik wil in mijn bed liggen en dagenlang huilen. Ik wil hier niet meer zijn. Zou hier ergens een telefoonhokje zijn? Het is te duur om met mijn mobiel te bellen. Ik wil mijn moeder bellen, hoe kinderachtig dat dan ook klinkt.

Uiteindelijk vind ik er één in het stadje. Ik gooi er wat muntjes in en draai het nummer van mijn huistelefoon. Ik hou de telefoon aan mijn oor en wacht geduldig. De telefoon gaat een paar keer over, maar dan wordt er opgenomen. 'Hallo?' Zodra ik de stem van mijn moeder hoor, barst ik in tranen uit. 'Noël?' roept ze bezorgd. 'Wat is er aan de hand?' Ik begin te stamelen. 'Iedereen weet het,' stotter ik. Het blijft even stil. 'Noël, ik had het je toch echt gezegd,' zegt mijn moeder zacht. 'Ik weet het,' huil ik. Mijn moeder zucht. 'Wat nu?' vraagt ze. 'Ik weet het niet,' antwoord ik. 'Wil je naar huis?' vraagt ze. Ik schud mijn hoofd, maar dan realiseer ik me dat ze dat niet kan zien. 'Nee,' fluister ik. 'Hoe hebben ze gereageerd?' vraagt ze. Ik denk even terug. 'Eerst niet zo goed, maar nu gaat het beter.' Ik realiseer me dat mijn moeder niet weet dat ik een relatie had. Ik kan haar dus niet vertellen over Jules. 'Dat is fijn,' zegt ze liefdevol. 'Ik moet gaan. De minuten zijn bijna om,' zeg ik. 'Dat is prima,' antwoordt mijn moeder. 'Als er iets is, dan moet je bellen. Poekie mist je al.' Ik grinnik. 'Dat zal ik doen,' antwoord ik. 'Dag schat!' zegt ze. 'Dag,' fluister ik. Ze hangt de telefoon op. Versteend blijf ik staan met de hoorn nog in mijn hand. Het gesprek heeft me goedgedaan. Er zullen altijd nog mensen zijn die van me zullen houden. Ik moet nu alleen even doorzetten.

~~~~~

Dit hoofdstuk is iets te laat. En dan is het ook nog een flut hoofdstuk. Sorry.

LeugensWhere stories live. Discover now