Hoofdstuk 22: Kyle

370 34 61
                                    

Ik laat me zakken. De vogeltjes fluiten en de zon staat nog niet zo hoog aan de hemel. Moeten die vogeltjes per se vandaag zo vrolijk fluiten? Ik voel me zo schuldig. Ik leg mijn handdoek op de grond en trek mijn shirt en schoenen uit. Langzaam loop ik op het meertje af. Er is nog helemaal niemand. Normaal is dat wel anders. Voorzichtig zet ik één voet in het water. Ik huiver. Het water is koud. Ik plaats mijn tweede voet in het water. Ik neem mijn tijd en loop rustig het water in. Als ik tot mijn middel in het water sta, stop ik. Ik kijk achterom. Er is nog steeds niemand te zien. Ik duik en kom meteen weer boven. Het is koud! Ik begin te zwemmen. Als ik zwem, word ik vast wel warmer. Ik zwem en zwem en kom op een gegeven moment bij de zandheuvel in het water. Ik zucht en ga erop staan. Hier waren Jace en ik niet zo lang geleden. Wat heb ik hem aangedaan? Nee, het is goed. Ik heb het gevoel dat ik mezelf voor de gek aan het houden ben. Het zal toch ooit overgaan? Ik blijf vast niet eeuwig verliefd. Ik merk hoe ik aan het verkleumen ben. Ik kijk naar mijn vingers. Ze zien er een beetje blauw uit. Snel zwem ik weer terug naar de waterkant. Ik sla mijn handdoek om mezelf heen en ga zitten. Dan hoor ik voetstappen achter me. Ik kijk achterom. Noël en Jules lopen net het bos uit. Ik glimlach en zwaai naar ze.

Als ze naast me zijn komen zitten, vraag ik ze: 'Waar is Jace?' Noël lijkt even te twijfelen. 'Hij wilde even alleen zijn.' Ik kan mijn oren niet geloven. 'En jij staat hem dat toe?' Ik kijk hem woedend aan. 'Wie weet wat hij allemaal gaat doen!' 'Hij is geen klein kind meer!' onderbreekt Noël me. 'Hij is nog altijd jonger dan wij,' antwoord ik. Noël legt zijn hand op mijn schouder. 'Maak je geen zorgen,' fluistert hij. 'Hij komt straks wel.' Ik begin sneller te ademen. 'Wat als hij niet komt,' piep ik. 'Hij komt wel,' zegt Noël. Hij kijkt me doordringend aan. 'Waarom zou hij niet komen?' Ik kan wel honderd redenen bedenken, waarvan de grootste reden is dat ik een idioot ben. Toch knik ik. Hij glimlacht naar me. Jules kijkt me aan. 'Waarom zie je er uit als een smurf?' lacht hij. 'Wat bedoel je?' vraag ik. 'Je bent een beetje blauw!' Ik kijk naar mijn benen. Ze zijn inderdaad een beetje blauw. 'Ik heb gezwommen,' antwoord ik. Hij lacht. Zijn lach is best aanstekelijk. Ik glimlach.

Maar als Jace er na een half uur nog niet is, begin ik me een beetje zorgen te maken. 'Waar is Jace?' mompel ik. Ik loop heen en weer. 'Calm down!' zegt Jules. 'Hij komt vast wel.' Ik haal mijn schouders op. 'Ik ga voor de zekerheid toch even kijken,' zeg ik en ik loop het pad op. 'Succes!' roept Noël me achterna. Ik kijk niet meer naar achteren. Ik ben vastbesloten om naar ons huisje te gaan. Ik wil zien wat Jace aan het doen is. Na een tijdje lopen bereik ik het huisje. Ik bel aan. Geen reactie. Ik duw tegen de deur. Hij wil niet open! Ik heb geen huissleutel mee. Ik realiseer me nu pas hoe dom ik ben. Ik weet nu vrij zeker dat er iets met Jace aan de hand is en ik sta hier voor de deur zonder huissleutel. Ik ren snel terug naar het meertje. Hijgend begin ik in Noëls tas te rommelen. Mijn oog valt al snel op iets. Is dat... Is dat maandverband? Mijn mond valt open. Noël komt naast me staan. 'Wat ben je aan het doen?' zegt hij boos. 'Ik zoek de huissleutel,' zeg ik snel. 'Jace doet niet open.' Hij trekt zijn wenkbrauw op. Hij rits het zijvakje open en overhandigt me de huissleutel. 'Niet zomaar in andermans tas zitten,' zegt hij verontwaardigd. Ik heb geen tijd om na te denken over dat maandverband. Ik moet naar Jace toe, zo snel mogelijk.

Trillend steek ik de sleutel in het slot. Ik open de deur en ren naar de woonkamer. Dat dacht ik al. Jace ligt met gesloten ogen op het tapijt. Snel leg ik mijn hoofd op zijn borst. Zijn hart klopt nog. Dat is een goed teken. Ik ga met mijn hand door zijn haar. Ik ben een verschrikkelijk persoon. Ik ruik alcohol. Jace heeft zeker wat gedronken. Ik loop de keuken in. Dat dacht ik ook al. Er liggen allemaal lege bierflesjes op het aanrecht. Ik loop terug naar Jace. Ik til hem op en loop met hem in mijn armen naar onze slaapkamer. Ik trek zijn shirt en broek uit en leg hem in bed. Ik trek de deken over hem heen. Ik ga op de rand van het bed zitten en staar naar hem. Ik ben de schuldige. Toch kan ik het niet zomaar opgeven. Ik doe iets goeds voor de mensheid. Ik heb niks tegen homo's, maar ik ben zelf geen homo. Ik zucht.

In stilte ruim ik de bierflesjes op. Ik ben niet van plan om terug te gaan naar Noël en Jules. Misschien moet ik Noël vragen over dat maandverband? Een normale jongen neemt dat niet mee. Ik haal mijn schouders op. Het kan ook zo zijn dat een meisje dat per ongeluk in zijn tas heeft gedaan in plaats van in die van haar. Ik denk dat dat het geval is. Ik weet zeker dat Noël het maandverband niet zelf gebruikt. Ik ga op de bank zitten. Ik laat mijn hoofd op mijn handen steunen. Ik haal diep adem. Ik ga niet meer weg. Ik blijf hier tot Jace wakker wordt. Al moet ik uren wachten.

~~~~~

Arme Jace.

LeugensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu