Hoofdstuk 27: Kyle

353 35 51
                                    

Terwijl Jules de kaart staat te bestuderen, kijk ik naar Jace. Hij is zo mooi. Hij lijkt op te merken dat ik naar hem kijk, maar ik blijf kijken. Ik zie hoe hij naar Jules kijkt. Kan ik niet gewoon naar hem toe lopen en zeggen dat het me spijt? Carmen trekt aan mijn arm. 'Kom je even mee?' vraagt ze. 'Ze zijn hier toch nog wel even bezig. Ik wil even een stukje wandelen.' Ik haal mijn schouders op en laat me meetrekken. Carmen stopt als we een heel stuk verder weg zijn. 'Wat vind je van mij?' vraagt ze. Ik weet even niet wat ik moet zeggen. 'Prima,' brom ik uiteindelijk. Haar gezicht betrekt. 'Prima? Is dat alles?' vraagt ze. Ik ga met mijn hand door mijn haar en lach schaapachtig. Carmen komt dichterbij me staan. 'Ik vind jou heel leuk,' zegt ze zacht. Ze legt haar armen om mijn nek. Dan drukt ze haar lippen tegen die van mij. Ik beantwoord haar kus, maar niet van harte. Na een tijdje maakt ze zich los en bloost. Ik weet niet echt wat ik moet doen dus lach ik maar. 'Laten we maar terug gaan,' stelt Carmen voor. Ik knik. We slenteren terug. Carmen pakt mijn hand en ik laat het gaan. Ik weet dat ik mijn hand eigenlijk weg zou moeten trekken, maar ik doe het niet. Dan zie ik de rest weer staan. Ik zie hoe Jace naar me kijkt. Ik heb mijn laatste kans verpest.

Ik weet niet hoe ik me moet voelen. Ik lach en klets met Carmen, maar vanbinnen voel ik me verschrikkelijk. Het helpt niet echt mee dat we verdwaald zijn. Het lijkt alsof we rondjes lopen. Als we voor de zoveelste keer bij dezelfde boom komen, ben ik het zat. 'Wat zijn we aan het doen?' roep ik uit. 'We schieten niet erg op. Bovendien begint het donker te worden.' Jules komt naast me staan. 'We schieten inderdaad niet echt op. We zullen het moeten accepteren. We zijn verdwaald.' Perfect. Ik wil gewoon in mijn bed kruipen en daar voor de rest van mijn leven blijven liggen. Ik wil niet hier blijven. Hier waar Jace me nu officieel haat en Carmen aan me blijft plakken. 'Wat gaan we doen?' zucht ik. Jace gaat op de grond zitten. 'Ergens slapen?' stelt Jules voor. 'Zie jij hier ergens een hotel?' sis ik. 'Ooit gehoord van in de open lucht slapen?' kaatst hij terug. Hij loopt een weiland in. 'Dit is perfect,' zegt hij. 'Genoeg plek.' 'Wil je op het gras gaan liggen?' vraag ik. Ik trek mijn wenkbrauwen op. 'Waarom niet?' antwoord hij. Ik rol met mijn ogen. 'Het is een weiland,' zeg ik. 'Perfect om in te slapen,' zegt hij terug. Ik geef het op. Hij heeft gewonnen. 'Wat gaan we eten?' vraag ik. 'Hebben we überhaupt iets?' Noël kijkt in zijn rugzak. 'Ik heb nog wat broodjes?' Hier hebben we niks aan. We zijn de pineut.

Carmen komt naast me zitten. 'Wat is er?' vraag ik. Ze vleit zich tegen me aan. 'Ik wil gewoon even naast je zitten,' antwoordt ze. Ik schud mezelf los. 'Mag ik even wat tijd voor mezelf hebben?' roep ik uit. Ik loop van haar weg. 'Sorry hoor!' roept ze me na. Ik stop niet met lopen. Wanneer ik op een goede afstand ben, ga ik zitten. Ik werp een blik achterom. Jace, Noël en Jules zitten met elkaar te praten. Ik zie Carmen onzeker op hen aflopen. Hard voor haar. Oeps, dat mocht ik niet denken. Ze begint me alleen verschrikkelijk te irriteren. Het is net een bij. Ze cirkelt de hele tijd om me heen alsof ik een pot honing ben. Ik grinnik. Ik kijk naar het uitzicht. Het is echt prachtig. De zon gaat onder. De lucht is roodgekleurd. Het zou leuk zijn als Jace naast me zou zitten. Helaas heb ik het toch echt verpest. Ik ben een idioot. Ik rek me uit en gaap. Het begint al donker te worden. Ik ga liggen. Het kan vast geen kwaad als ik even mijn ogen dichtdoe.

Ik word wakker van de stem van Jace. 'Kyle, we gaan eten,' mompelt hij. Hij wil weglopen, maar ik hou hem tegen. 'Wacht!' roep ik. 'Wat is er?' zegt hij verontwaardigd. 'Wil je me nog meer pijn doen?' Ik slik. 'Nee, maar...' 'Doe dat dan niet!' onderbreekt Jace me. 'Ik ben er helemaal klaar mee.' Deze keer hou ik hem niet tegen als hij wegloopt. Hij heeft gelijk. Ik moet stoppen. Ik loop hem achterna. Jace gaat demonstratief tussen Noël en Jules in zitten. Ik ga naast Carmen zitten. Ze werpt me een dodelijke blik toe. Het maakt me niet eens meer uit. Ik ben niet geïnteresseerd in Carmen. Noël geeft me een stuk brood aan. 'Dit is alles wat we hebben,' verontschuldigt hij zichzelf. Ik haal mijn schouders op. 'Het maakt niet uit.' Het is helemaal stil. Iedereen kauwt op het brood dat we hebben en lijkt in gedachten verzonken te zijn. Ik slik een stuk door. Het is droog brood. Geweldig, het kan echt niet beter. 'Wat gaan we morgen doen?' vraag ik. 'We gaan even kijken of de weg dan wel terug kunnen vinden,' antwoordt Jules. Ik knik. Vanuit mijn ooghoeken kijk ik naar Jace. Hij staart afwezig voor zich uit. Ik slik. Ik betwijfel of hij überhaupt nog met me wil praten. Dan staat hij op en loopt hij weg. Vragend kijk ik Noël. Hij gebaart dat ik hem met rust moet laten. Ik kijk hoe Jace wegloopt. Hij gaat zitten en legt zijn hoofd op zijn knieën. Zou ik naar hem toegaan? Ik ga staan. 'Waag het niet om naar hem toe te gaan!' waarschuwt Noël me. 'Hij heeft ook zijn tijd nodig.' Een beetje hulpeloos begin ik te stamelen. Ik krijg niks uit mijn mond en geef het op. 'Oké,' zeg ik zacht.

~~~~~

Ik ben een beetje laat met mijn update, maar hij is er nu. Ik loop een beetje vast met dit verhaal. Ik weet niet wat het is. Er zijn nog genoeg hoofdstukken, maar ik wil meer kunnen schrijven. Alleen dat lukt niet helemaal.

LeugensWhere stories live. Discover now