de vrouw van steen die ademde

32 1 0
                                    

Er zat een stilte in de handtas van mijn buurvrouw: een doordringende, onontkoombare stilte. Eén waarvan de klok stopte met tikken. Ze was oud, maar zag er niet zwak uit. Alleen moe. Daar zit een verschil tussen. 'Ik ben tot steen gemaakt,' heeft ze ooit gezegd. Standvastig, dacht ik, maar misschien vooral levenloos. 

Als kind was ik bang voor mijn buurvrouw. Ooit, toen ik in de tuin had gespeeld en, met modder en gras over mijn hele lichaam, rondjes rende door de straat, zag ik hoe ze op een bankje op onze oprit in slaap gevallen was. Ik had even staan kijken. Vocht tegen mijn nieuwsgierigheid en verloor. Als een kat ben ik op mijn knieën naar haar toegekropen. Ze sliep nog steeds. Ik hield mijn adem in om te kunnen horen of zij ademhaalde en was verbaasd dat ze dat deed. Ze kwam nooit echt menselijk over. 

Met mijn vingers raakte ik de bloemen op haar jurk aan. Ze droeg elke dag een andere jurk, met nieuwe bloemen. Ik stelde me voor hoe zij verwelkten. Toen werd de vrouw wakker. ''Hé!'' had ze geschreeuwd. ''Hé! Wat doe je?'' Ik wist niet wat ik deed en zei niets. ''Waarom zit je aan me?'' vroeg ze. Ik haalde mijn schouders op. De vrouw bracht een stilte met zich mee omdat ze dingen vroeg waar ik geen antwoord op wist. ''Waarom laat je me niet alleen?''

Mijn schouders bogen. Ik wist het niet. ''Ik was nieuwsgierig,'' zei ik. De buurvrouw zuchtte. ''Kind,'' had ze gezegd. ''Je liet me schrikken.'' Ik fluisterde dat het me speet. De buurvrouw had me alleen aangekeken, met waterige ogen: vaalblauw en versleten, alsof ze te vaak gewassen waren, ogen die de stilte hadden opgeslokt en haar weer uitstraalden. 

Later vertelde mijn moeder me over de buurvrouw. Over haar stilte. ''Weet je waarom ze bang is voor aanraking?'' vroeg ze en die vraag had me het antwoord doen beseffen. Ik slikte. Ze is van steen gemaakt, bedacht ik me, er konden geen bloemen op haar groeien. ''De buurvrouw herleefde het verhaal van vele vrouwen voor haar,'' vertelde mijn moeder. ''Mannen deden wat vele mannen voor hen deden.'' Ik realiseerde me dat de rimpels op haar gezicht genegeerde grenzen waren. Dat het fluitje om haar nek ongehoord bleef, dat de stilte het geluid verdreef. 

Ik dacht aan mijn buurvrouw, onderweg naar de sportschool, pepperspray brandde in mijn handtas. Ik dacht aan mijn eigen stilte, aan mijn genegeerde grenzen. Er groeiden bloemen in mijn tuin en ik gaf hen geen water. Wie ben ik om te zorgen als niemand het voor mij doet

Ik was de maanWhere stories live. Discover now