We wilden poëzie zijn

50 4 0
                                    

Ik wilde poëzie zijn – ik wilde dingen zeggen, die niet gezegd konden worden met een simpel gesprek. Ik wilde dat iedereen dieper moest kijken. Ik wilde dingen tussen de lijntjes laten schijnen, als wit licht dat zachtjes tussen mijn vingers heen straalt. Dus ik leerde over aderen, die dieper stroomden dan onze gedachten om middernacht.

Maar nooit deden we het expres: we hielden er van om te dansen door menigten, om te schreeuwen op crematies, zonder mee te doen aan de pijn die 'vaarwel' met zich meebracht. We leerden hoe we de waarheid konden voelen, door de leugen te horen.
Onze liefde raakten zielen, het was een boek als de hedendaagse literatuur — en hier sta ik, op de crematie van iets dat niet dood zou moeten zijn, en ik schreeuw niet.

Zijn ogen waren witgloeiende elektriciteit, en ze elektrocuteerden iedereen die te dicht bij kwam. We waren als de nacht donker, als licht schijnend, we waren alle seizoenen, we waren poëzie;
Maar niet helemaal. Ons gedicht was niet als een haiku: niet met lettergrepen voorbestemd. We waren het gedicht met net te weinig woorden, net te veel betekenis. We waren een miscommunicatie en zelfs dat niet helemaal — we bedoelden dat we van elkaar hielden, met alles wat we deden. Zelfs als we de afstandsbediening aan elkaar doorgaven. Onze liefde straalde overal doorheen, het was eeuwig.

En nu sta ik op de begrafenis van iets wat al eerder dood was, maar nooit zei ik vaarwel. Ik sta op de begrafenis van iets wat de hoop verloren heeft. Ik wou dat hij de afstandbediening aan me doorgaf, ook al had het geen betekenis. Maar de afstandsbediening staat uit. En hij ook, trouwens.

Ik was de maanWhere stories live. Discover now