Gedachten

60 6 9
                                    

Op mijn elfde wist ik zeker dat ik heel wat was. Mijn mascara klonterde als spinnenwebben en mijn felgekleurde nagellak bladderde van mijn nagels af zoals verf dat doet op de deuren van verlaten huizen, ik spendeerde al mijn tijd tekenend, las nooit een boek, en dat was volgens mijn eigen definitie ontzettend cool. Ook dacht ik te weten wat pijn was: toen mijn kat doodging bijvoorbeeld, of toen ik er achter kwam dat mijn beste vriendin eigenlijk niet mijn beste vriendin was. 

Later veranderde mijn definitie van pijn: 'het is klemmend,' zei ik ooit tegen mijn therapeut toen ik dertien was. 'Als een steen op mijn borstkas; mijn adem beperkend tot kleine piepjes. Het is in een omgeving zitten met mensen waarvan je weet dat ze willen dat je er niet bent, het is een gevoel van op iets wachten dat niet komt, het is naar iemand kijken van 'ik weet dat je weggaat maar blijf asjeblieft'. 

Maar hij groef een nieuwe gradatie pijn in de gezonken ogen van iemand zo moe - zijn wangen waren lichtrood als de ochtendzon en ik wou dat iemand me had gewaarschuwd voor liefde, maar ik was zestien en liet het mijn borstkas binnen als duizend insecten. Het was groots en oneindig tot het klein werd en eindigde en nog nooit keek ik naar het plafond met mascara zo vlekkend en handen zo trillend. En niemand die me had gewaarschuwd, of begreep dat iemand zo jong al zo vroeg zo gebroken kon zijn. 'Ik wilde gewoon iemand waarmee ik vrienden kon zijn,' wilde ik zeggen 'en nu heb ik niets meer en ik ben niet bang meer voor voetstappen 's nachts want hij kan het zijn en ik doe de deur niet meer dicht want het maakt niet meer uit'. 

Het was lege flessen tegen de muur gooien, het scherm van mijn telefoon breken want hij reageert niet meer hij reageert nooit meer, weten dat hij niet meer is en nooit meer zal zijn, het was een nieuw soort pijn. Het was een wolk. Het was niet goed adem kunnen halen. Het was dieper stromend dan aderen. Het was meer dan de sterren. Het was als een klein meisje verloren. Het was gevangen zitten en haar niet zijn en haar niet zijn en haar niet zijn. Het was vier uur 's nachts en zijn gezicht gericht op haar ogen niet uit mijn brein kunnen krijgen. Het is weten van het was mijn schuld en ik kan niks doen ik kan niks doen en het is iemand waarvan je zoveel houdt zien veranderen in iemand waarmee je niets te maken wilt hebben en toch alles mee te maken hebt. Het is gefrustreerd schreeuwen naar voorbijgangers die niks doen en het is huilen op de school wc's, want niemand weet toch wie je bent. Het is altijd overal, een spinnenweb met gedachten aan iemand die niet meer is. En in jouw dromen is hij er nog en daarom wil ik niet wakker worden 's ochtends. En als ik dan weer wakker wordt hoop ik dat jij naast me ligt, maar jij ligt er nooit.

Want waar hij ligt ben ik niet en het is rouwen maar hij is niet dood - 

En de pijn stroomde dieper dan aderen. Ik leefde met de dood zoals mensen dat altijd doen en iedereen verliest wel eens iemand maar niemand weet hoe het is om verliefd te zijn op hem - ik wilde gewoon iemand om vrienden mee te zijn want eenzaamheid is als een burgeroorlog in mijn brein, maar nu ben ik alleen en het was erger dan eerst en oh God ik wou dat ik je nooit had ontmoet


Ik was de maanWo Geschichten leben. Entdecke jetzt