Deze straten

61 4 0
                                    

Ik loop snel, met grote passen, alsof ik haast heb. Mijn armen bewegen mee met het ritme van mijn stappen. Mijn voeten zijn gehuld in pumps die mijn rug op de lange termijn in kleine stukjes ijdelheid zullen breken, mijn haren zitten bij elkaar door een hairspray die mijn staart als riet aan laat voelen, en ik loop sneller dan het internet is.
De zon is onder, maar niet van de aardbodem verdwenen. Zij drijft nog ergens, terwijl zij nieuwe mensen van licht voorziet. Zij zal nooit volledig verdwijnen. Ik heb het heelal altijd fascinerend gevonden. De maan was de stilte in de wereld van chaos. Onze botten zijn gemaakt uit de stof van de sterren — wij zijn ieder deel van een oneindigheid, die wij nooit zullen bevatten. Het is als een optische illusie, cognitieve verwarring, het is alles, overal, zo ver weg, zo dichtbij: het universum omringt ons, hoe kan men zich niet verbonden voelen, als enigen rationele denkers, in een universum zo groot?
En dan ineens raakt het me, want het universum leeft en beweegt en ik ben hier. In deze stad met haar nameloze mensenmassa, die ik met mijn grote passen inhaal. Dit land, groots als de media, maar zo ontzettend klein wanneer je het vergelijkt met alles dat bestaat. De gloeiende somberheid, die de bewoners oplicht als kaarsen, maar deze belichting laat onze wallen spreken en onze huid wordt bleek. De grijze muren van huizen die niet gebouwd hadden moeten worden, met mensen die niet hadden willen bestaan. Een oneindige soep van aantrekken en afstoten en uiteindelijk alleen zijn. Altijd alleen zijn. Zo veel nameloze mensen om je heen en toch, alleen als een losgelaten ballon, wachtend tot de druk te hoog wordt en je uit elkaar spat als vuurwerk.
Ik kijk naar New York met een andere blik dan de eerste keer dat ik de lange gebouwen zag. De straten, druk als concertzalen, maar zo ontzettend leeg. Ik kan overal heen, geschiedenis studeren, de wereld overreizen, maar ik ben hier, in deze stad, met zoveel mensen en zoveel van dezelfde zielen in andere lichamen. En ik wil zeggen dat we opnieuw zullen beginnen, dat mijn oceaanogen de wereld zullen zien, maar ze zien enkel andere ogen, en eigenlijk zijn ze vaalblauw, alsof ze zijn uitgegumd. Ik stop met lopen en zie dat de mensenmassa me al in begint te halen.
Als je een foto wilt maken van de maan om middernacht zal het er nooit zo mooi uitzien als het is, de barrière van de camera zal de schoonheid altijd stiekem opslokken, en dat is ook hoe de wereld is. Ik wil de aardbol oversteken, de natuur met mijn eigen ogen zien. Ik wil nieuwe mensen ontmoeten, nieuwe mensen, niet dezelfde mensen in nieuwe lichamen. Zoveel van hen denkend dat ze anders zijn, er zijn er zoveel die denken dat ze niet zo horen te zijn, zoveel mensen die hun dromen in rook zagen opgaan, ingedampt, verloren. En als we zo anders zijn, waarom zijn wij dan allemaal anders? Maakt ons dat niet hetzelfde? Is er een manier om er aan te ontkomen?
Ik wil zo hoog springen dat ik het heelal raak, maar waar begint de oneindigheid, en is het oneindig als ik doodga? Mijn lichaam zal altijd bestaan, maar wat is een lichaam zonder ziel, is het dan niet gewoon een van velen? Deze stad, deze mensen, deze wolken, omkaderd door licht. Restaurants die we niet kunnen betalen, voetstappen sneller dan treinen. De realiteit, hij slaat me vandaag,breekt mijn hart op de manier waarop mensen dat niet willen en toch altijd doen, en dat allemaal voor de neus van een nameloze mensenmassa die me al weer voorbij is. Er is toch weer een nieuwe groep mensen. Dezelfde regels, nieuwe mensen die zich er niet aan houden, allemaal anders en daarom hetzelfde. De realiteit kruipt in mijn oren als een onzichtbare faalangst, 's nachts, overdag, overal en ook nergens. Want ik ben alleen in een kleine wereld in een universum zo groot dat niemand weet waar we moeten beginnen. De oneindigheid achtervolgt me, het is overal, en ik weet dat het de sterren niet boeit hoe het met me gaat. Mensen zijn het dichtste bij houden van dat ik kan komen. En toch houdt niemand van. Ik ben zo alleen in een mensenmassa zo groot, in een universum zo oneindig, dezelfde regels, zoveel mensen. Ik loop weer door. Zit in dezelfde bus. Kijk om me heen naar dezelfde mensen. Gooi mezelf vrijwillig in een oneindige soep van aantrekken en afstoten en uiteindelijk alleen zijn. Altijd alleen zijn.
Altijd alleen in een universum zo groot, en de vraag is er altijd, want waar moeten we heen?

Ik was de maanWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu