Wild

48 3 4
                                    

Ik ben als de oceaan wild. Ik kan niet op één plek blijven. Als ik zin heb om de wereld weg te duwen totdat de aarde tussen mijn vingers verkruimelt - om tegen niemand te praten tot mijn droge lippen als het ware aan elkaar geplakt zitten, dan doe ik dat. Als ik zin heb om te huilen alsof mijn ziel verdwijnt, ga ik ervoor. Soms heb ik zin om de zonsondergang achter na te jagen en dan ga ik weg. Waar dat weg precies is, is net zo onduidelijk als beschrijven hoe water smaakt. Alles wat ik op die dagen weet is dat ik weg wil.
Ik ben ervan op de hoogte dat het niet erg sociaal acceptabel is om een persoonlijke brief te schrijven aan meneer de Vries van de klantenservice van de lokale Albert Heijn, die verscholen tussen rozenstruiken en dunne lantaarnpalen, achter mijn vroegere middelbare school staat. Maar u glimlachte naar me toen ik mijn ontbijtgraan ruilde, en daarmee bent u, naast mijn therapeut, het enige persoon dat dit jaar amicaal gedrag vertoont heeft in mijn gezelschap. Ik woon al negentig jaar op deze aardbodem, meneer, en daar word je dan ook gewoon aardig depressief van. Maar goed. Op een warme dag in mei wilde ik ook weglopen. Dat is helemaal niet riskant, voor een roodharige vrouw van negentig, die haar pensioen volledig gespendeerd heeft aan alcohol, dus bel alstublieft niet de politie.
De vogels floten die dag, en de zon zou pas om tien uur 's avonds ondergaan. Mijn haar was statisch en zat in een slap knotje. Ik nam de trein naar Keulen, want daar vind ik het station zo mooi. Bahnhof, noemen ze het, volgens mij.
Ik was onderweg, en ik had een mooi plekje gevonden. Aan het raam. Treinen maken me nostalgisch, want vroeger mochten vrouwen niet met de trein. Mannen dachten dat vrouwen niet blootgesteld mochten worden aan zulke hoge snelheden. Dat hun baarmoeder uit hun lichaam zou vliegen. Ik heb respect voor iedere volwassene in die tijd, dat ze niet elke man die ze tegenkwamen sloegen. Een trein gaat zo snel dat het landschap langzaam verandert. Dan ga ik langs zoveel mensen, die allemaal een eigen leven leiden. Ik vraag me af wat ze doen op regenachtige dagen. En of de kleur blauw er ook blauw uitziet vanuit hun ogen. Je zult het nooit weten.
Er was een fout opgetreden, blijkbaar. Dat werd me verteld door een monotone stem die door de luidsprekers klonk. Iemand was voor de trein gesprongen. Iedereen klaagde en zuchtte, en ik dacht alleen aan de pijn die dat persoon wel niet gevoeld moest hebben. Ik kon diegene geen ongelijk geven.
Dus ik moest overstappen en daar ging ik dan. Ik was in Utrecht, en het landschap leek gewoon op mijn dorp, Diemen, dus ik was niet onder de indruk. Bijna begon ik me te vervelen, en me veilig te voelen: dat betekende dus dat ik me weer moest verplaatsen, tot een man van mijn leeftijd, met fel blauw haar, over zijn eigen voeten struikelde. Ik vond dat wel leuk, volgens mij. Ik had het niet zo op mannen met fel blauw haar. Oké, je hebt fel blauw haar, en valt nu dus waarschijnlijk meer op dan de andere Nederlanders van jouw leeftijd. Cool. Zo komt het ook dat ik enkel glimlachte toen hij het vuil van zijn gebleekte spijkerbroek afklopte en de schaafwond op zijn knie bekeek.
Om dit verhaal te begrijpen, moet u weten dat ik erg traag van begrip ben. Altijd al geweest. Dat heeft niets met mijn leeftijd, noch met alcohol te maken.
Dus het duurde even tot ik het doorkreeg: zijn houterige manier van lopen, de kleur van de lucht die de kleine golfjes die ooit krullen waren niet volledig bemantelt, de sigaret geklemd tussen zijn wijsvinger en middelvinger, net waar zijn nagelriem ophoudt en zijn vinger begint. Ik knipperde even met mijn ogen. De nachten rockmuziek, de Russische romans, de vlekkende mascara onder gezonken ogen. Hij en ik, we hadden alles.
Ik denk dat u ook wel zo'n moment heeft gehad, zoals ik had, die warme dag in mei toen ik besloot weg te lopen. Hij had me niet gezien. Natuurlijk had hij me niet gezien. Hij keek nooit naar voorbijgangers op straat. Ik was me ineens verschrikkelijk bewust van wat we waren -
En van toen ik wegging. Ik ging studeren. Mezelf vinden in het buitenland. Of zo. Maar hoe ver ik ook ging, ik was nooit echt weg of gevonden. Ik liet hem achter omdat ik niet kon geloven dat iemand echt verliefd kon worden op mij. Ik liet hem achter omdat ik dacht dat het beter werd op een plek die niet thuis is. En hier ben ik dan: Ik schrijf een onsamenhangende brief naar meneer de Vries van de Albert Heijn klantenservice om vier uur 's nachts terwijl ik mijn hartslag in mijn keel voel kloppen.
We hadden alles, meneer. Toen ik negen was, leerde ik dat de aarde rond is, en dat je 'dankuwel' moet zeggen als je een plakje worst krijgt van die vrouw bij de slager. Maar ik leerde nooit wat weg zijn is. En waarom je niet moet zoeken naar een zelf op een plek waar je niet hoort. Ik had alles, en met een menselijk ego als dat van mij, is alles nooit genoeg.

Ik was de maanNơi câu chuyện tồn tại. Hãy khám phá bây giờ