2018

43 7 1
                                    

Net iets na middernacht, hief de jongen zijn glas rum. 'Ik ben blij dat ik jou heb,' zei hij, terwijl hij de fles zoende. Hij had nauwelijks door dat het laatste getal, van de reeks nummers die het jaartal aangaven, van een 7 in een 8 veranderd was. Voor voorbijgangers, moet het een raar gezicht geweest zijn. Hij stond op de veranda van zijn huis, verlicht door witgloeiende kerststerretjes en knallend vuurwerk. De maan scheen zo op zijn gezicht, dat de huid onder zijn ogen bedolven werd onder een schaduw, wat hem nog moeier deed lijken dan dat hij was. Zijn roodomrande ogen, gebarsten lippen, vette haren en bleke huid, gaven hem een depressieve indruk. In zijn ogen kon je zelfs van een afstand een leegte zien, die de meeste mensen zou doen denken aan het gevoel dat zij krijgen wanneer zij terugkeren van vakantie en denken dat alles in het huis een beetje leger is, omdat zij vol met herinneringen zijn en het huis dat niet meegemaakt heeft.

Met zijn familie zou hij de jaarswisseling nooit meer doorbrengen. Dat heeft hij zichzelf beloofd toen hij zes was en zijn vader wilde dat hij vuurwerk afstak. Vrienden vindt de jongen overbodig. Die zouden allemaal dingen met hem willen doen, die hij eigenlijk niet wil doen, zoals films kijken in de bioscoop met veel te zoute popcorn, of praten over zijn gevoelens. Nee. Voor de jongen was zijn rum genoeg. Alcoholisme was voor hem geen verslaving, geen ziekte. Voor hem was het een leefstijl, een uitweg, een keuze. Tenminste, dat is wat hij tegen zichzelf zei. Met alcohol, had hij altijd iemand. Dat hij depressief was, was voor hem geen probleem. Het was alsof hij in een donkere kamer stond, en het licht niet aan wilde doen. Voor hem was depressie gewoon een bijwerking van het leven.

En zo kwam het ook, dat hij zijn telefoon niet opnam, toen zij hem belde. Hij had haar niet nodig. Ook luisterde hij niet naar haar voicemail. Nog een beetje meer rum, dacht hij. Dan zal ik me haar stem niet eens meer kunnen herinneren. 'Verbrand alle herinneringen,' zei hij hardop en de rum brandde in zijn keel. 'Verbrand het.' Een voorbijganger keek op, fronsde zijn borstelige wenkbrauwen, schraapte zijn keel, en liep door. De jongen merkte het niet. Op de deur van het huis naast de zijne, had het buurmeise met een lichtgeel krijtje een smiley getekend. 'Hey!' riep hij tegen de tekening. 'Ik ben het al bijna vergeten!' Weer zoende hij de fles. 'Ik heb alleen jou nodig,' jubelde hij. 'Ik houd van je, als ik met jou ben, verdwijnt de hele wereld, wij zijn samen voor altijd.'

'Ik vind geen stukjes van jou meer, in de liedjes waarnaar ik luister,' riep hij in haar voicemail, om drie uur 's nachts. 'Het is nu een nieuw jaar. Een nieuw jaar! En ik schrijf niet meer over je. Ik heb een nieuwe. Ik ben je vergeten. Ik zal nooit meer aan je denken! Er zit geen stukje jou, meer in mij. Mijn hart is volledig hervormd. Jij bent voor altijd uit mijn lichaam. Er zit een nieuwe in mijn lichaam. In mijn aderen. Ik hou van haar. Zij warmt mij op.' Zijn stem brak. Het meisje wist dat hij met een dubbele tong sprak. Zij wist dat wat hij zei, altijd het tegenovergestelde betekende. 'Ik hoop voor je, dat je halverwege dit jaar opnieuw belt, en dat je het dan meent. Of dat je helemaal niet belt, omdat het je niet meer uitmaakt,' zei zij dus maar. 'Ik wens je het beste, maar ik ben niet de maan, en jij bent niet de zon, dus je hoeft jezelf niet in brand te steken voor mij.'

Hij had al lang opgehangen, dus ze sprak meer tegen zichzelf dan tegen hem. 'Het maakt me niet uit,' zei hij tegen zijn telefoon. 'Dronken mensen liegen niet. Het maakt me echt niet uit. Ik lieg niet. Ik lieg nooit. Ik ben één en al waarheid. Ik houd van het leven. Ik houd van mijn fles. Ik heb haar helemaal niet nodig.' Dat hij huilde, had hij niet door. De vloer begon naar braaksel te ruiken en zijn blikveld strekte zich niet ver genoeg uit om de smiley nog helder te zien. 'Ik ben alles vergeten,' zei hij tegen de vloer, voordat zijn knieën het begaven.

Een nieuwe voorbijganger riep dat er een man was ingestort. Ik ben niet ingestort, dacht hij nog bij zichzelf. Wie dacht die buurman wel niet dat hij was. Ik ben niet ingestort. Ik ben het gewoon allemaal vergeten. 

Ik was de maanTahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon