Schoenen

41 4 1
                                    

Gisteren brak de zool van mijn linkerschoen af. Van de oorspronkelijke witte kleur die mijn schoenen vroeger trots droegen, was al weinig over, maar nu ook de zool het opgegeven had, werd ik gedwongen mijn schoenen in te ruilen voor een nieuw paar. Kijk, ik ben niet materialistisch ingesteld, en hecht weinig waarde aan irrelevante metaalslakken: ook kleding vind ik niet interessant. Maar het wegdoen van mijn schoenen was als het wegdoen van een oud dagboek.

Mijn schoenen hebben me overal heen gedragen. De eerste keer dat ik ze aanhad, was ik zeventien, en God, dat was lang geleden. Ze waren nog wit, volgens mij. Ik ging naar het huis van een jongen met glanzend bruin haar en lichtblauwe ogen. Het is nu drie jaar en tien maanden en elf dagen geleden dat ik daar voor het laatst was. Die schoenen hebben me vaak dezelfde route zien lopen: drie straten rechtdoor, dan naar links bij de grote boom met de wortels die de stoepstenen als kleine heuvels omhoog duwde, alsof de straat een scheef gebit was. Dan in de bus, met al die nameloze mensen die soms wel eens op mijn tenen gingen staan, en dan naar links bij de gele auto die er verdomme altijd stond. En dan, alsof het nog niet erg genoeg was, die weg terug, vaak de volgende ochtend, met rode wangen en het gevoel dat ik de wereld aankon. Zo van, 'het maakt niet meer uit', en 'het komt wel goed.' Ik denk vaak terug aan die staat van euforie, en mijn schoenen, zij maakten het mee.

De jongen vroeg ooit, op een dag in mei, of mijn schoenen nieuw waren. Maar toen had ik ze al zeven keer aangehad toen ik bij hem was, en ook twee keer toen hij langs me liep op straat en geen gedag zei. 'Nee,' zei ik, en hij zei dat wit niet helemaal mijn kleur was. Misschien dat ik het daarom niet erg vond dat ze vies werden.

Elke dag brachten mijn schoenen me naar de trein, die sneller reed dan mijn gedachten, en daardoor kon ik heel goed nadenken en uit het raam staren en dan per ongeluk op het verkeerde station uitstappen. Op een dag ging ik op vakantie met mijn schoenen, en daar zag ik iemand die op de jongen met de glanzende haren en de lichtblauwe ogen leek. Iedereen leek op hem. En ik liep vaak met mijn schoenen langs de gele auto, in de straat van de jongen. Dan wist ik dat het drie jaar en tien maanden en elf dagen geleden een mooie dag was, en dat ik toen de wereld aankon.

Vandaag liep ik met mijn schoenen naar mijn eigen huis en net voor de deur brak de zool af. Zo van, 'je bent er al, dus nu maakt het niet meer uit'. Ik staarde naar mijn schoenen, en naar hoe wit eigenlijk best wel mijn kleur was. En toen ik ze uit mijn raam gooide, recht in de container die nog open stond, voelde het alsof ik de hele wereld aankon. Zo van, 'het maakt niet uit,' en 'het komt wel goed.'

Soms dan word ik wakker, en dan weet ik mijn droom niet meer, maar dan weet ik wel dat het ging over de jongen met de glanzende haren en de lichtblauwe ogen. Maar de meeste nachten weet ik, dat ik wit best wel mijn kleur was. Dat ik kon doen wat ik wilde. En dat drie jaar en tien maanden en elf dagen geleden, mijn leven op een positieve manier veranderde. Alleen wist ik dat toen nog niet. 

Ik was de maanWhere stories live. Discover now