Hoofdstuk 36b: Een Tijger, Een Leeuw, Een Schorpioen

Start bij het begin
                                    

Neem op, neem op, neem op, aaaaaaaaaaaah! Ze namen niet op, ik belde ze al een kwartier maar niemand nam aan de overkant op, geen van de horloges verbond mij met hen. Na een uur zonder omkijken gerend te hebben was ik in de schaduw van een grote berk in elkaar gestort, met het horloge was ik inmiddels al naar de kroondimensie gegaan. Het horloge was immers ingelegd met kristallen van de verschillende dimensies. Ik wist hoe Blake zich ten aanzien van zijn vader voelde en ik had niks gedaan om hem te helpen. Blake hadden ze meegenomen en het gevoel van schuld en verdriet welde op in mijn ziel, medelijden om zijn pijn en haat gericht aan zijn vader, juist de persoon die er voor hem moest zijn, zijn laatste levende familie. Waarom nam niemand in hemelsnaam op, waarom nam Ezran niet op, Blake was weg, afgevoerd, weg gesleept door de sneeuw om voor de voeten van Kang-dae op de grond te smijten. Opnieuw en opnieuw probeerde ik iemand te bereiken, toen ik voor de zoveelste keer Ezran terug probeerde nadat ik Alaric had gebeld verscheen zijn hologram "Luna?" "Er is iets gebeurt,... Haga achtervolgde ons en heeft Blake te pakken gekregen", vertelde ik hem meteen. "Ze hebben Blake", herhaalde Ezran eerder voor zichzelf? "Haga heeft Blake,... wanneer is dit gebeurt", vroeg hij mij nu terwijl er wat achtergrond geluid klonk. Er was zoveel geluid dat hij mijn antwoord niet hoorde "net, hooguit een uur geleden." "Herhaal dat alsjeblieft", riep hij over het geluid heen. "Een uur geleden", zei ik luider dan eerst. "Manal, Nora, Lazar en Vladimir zijn terug. Maar er is ook iets dat ik je moet vertellen", begon Ezran voor hij iets weg slikte en Alaric zijn hologram naast dat van Ezran verscheen. "Schiet op, ik vroeg om de wapens naar de zuidelijke vleugel te brengen, alles dat je kunt vinden", schreeuwde Aurora wat de weinige dieren die hier in de winter waren de stuipen op het lijf joeg. Ezran draaide zich om en vroeg haar wat zachter te doen zodat hij mij kon horen op het moment dat de sneeuw begon te knerpen. Dat kon alleen maar als er iemand op ging staan, nu hoorde ik het geritsel van takken en viel er sneeuw uit de boom omlaag dat langs de boomschors omlaag tuimelde en een wit laagje op mijn kleren achterlicht. "Wat gebeurde er net", vroeg Ezran die terug helemaal op mij gefocust was. "Het gewicht van de sneeuw boog waarschijnlijk de takken", deelde ik mijn theorie, het onrustwekkende gevoel dat ik niet alleen was onderdrukkend. "Waar ben je, dan kom ik je halen", stelde hij voor terwijl hij al begon te rennen want zijn hologram ging op en neer. "En wie hebben we hier", vroeg Haga's stem die net in de sneeuw voor mij lande. Ezran stopte abrupt, het hologram stond stil, zowel hij als Alaric zwegen. Ik slikte, wachtte zonder antwoord te geven, schatte mijn kansen in. Die werden verkleind want zijn mannen kwamen vanachter bomen, struiken en uit de lucht, ze omsingelde mij. Mijn eerste instinct was om mezelf daar weg te toveren. Terwijl ik bleef zitten liet ik mijn hand naar mijn horloge glijden om een wapen te pakken, ik was niet bereid om de prijs niet te betalen. "Hou die hand maar ver van het horloge", bevool Haga mij. Een fibion liet mij de gifbal zien waarmee hij in zijn handen speelde dus gehoorzaamde ik, traag trok ik mijn hand terug. Haga kwam persoonlijk dichterbij en hurkte naast mij neer toen Ezran "alles komt goed, daar zorg ik voor", zei voor de hologrammen verdwenen en Haga mij bestudeerde. Zelfs zo veel dat hij mijn kin optilde en mijn gezicht draaide zodat geen enkele plek hem ontging. Na mijn gezicht en lichaam uiterst grondig in zich opgenomen te hebben stond hij recht "fouilleer haar." Dat deden ze ook, ik werd omhoog getrokken en uitvoering gefouilleerd door de aftastende handen van een onbekende fibion. Hij deed er zo lang over dat zelfs Haga het genoeg geweest vond "hou maar op, als ze een wapen bij zich droeg had je dat wel gevoeld", zelfs tegen zijn eigen mensen sprak hij met spot in zijn stem. Hij trok zijn handen terug en duwde mij in Haga zijn richting. "Kun je spreken, ik zag dat je een tong had en je lippen vrij zijn om te bewegen", vroeg Haga mij scheef aankijkend nog steeds met de ijzige ogen die zich zoveel beter voelde dan die van welk ander wezen dan ook. Ik weigerde te antwoorden, te spreken dus vroeg hij het opnieuw "je antwoord beter voor ik mijn geduld verlies of je aan deze beesten geef." Dus knikte ik wat hem leek te bevallen "dat dacht ik al." "We gaan", deelde hij mee waarna iemand een portaal opende en de ene na de andere fibion in het niets verdween. Hij wachtte af tot ze allemaal weg waren en enkel wij in het witte bos achterbleven dat zo licht was dat zelfs het donkere innerlijk van Haga erdoor weg ebde. "Dit zal ik je één keer vragen, wie ben je", vroeg hij mij? "Een verzetsstrijder, ik zit bij de gevangen rebellen", liet ik weten. "Oh, is dat zo, laat het ons later maar zien", waarna zijn ogen kort over mij heen gleden wat hem een harde blik van mij opleverde. "Maak je geen zorgen, je bent mijn type niet", was zijn reactie op die blik. Dat wist ik, Cora daarentegen leek wel zijn type te zijn of moest ik Thomera zeggen want over haar had hij wel enkele complimenten geuit, zijn complimenten weliswaar maar toch. Lang daarna net voor hij ons weg teleporteerde zei hij nog:" maar Tyrion's type wel."

Eternal War |Boek 1|Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu