Hoofdstuk 58

312 7 0
                                    

Na de zoveelste keer dat ik heb geklopt op de deur, nadenkend voor de honderdste keer of het wel het juiste hotelnummer is, gaat de deur eindelijk open. Met een opgeluchte zucht probeer ik contact te zoeken met de persoon voor mij.

De deur sluit voor mijn neus dicht, nadat de betreffende persoon mij met een kille, emotieloze blik heeft bekeken van top tot teen.

Ja, zo makkelijk dacht ik sowieso dat het niet was. Daarom heb ik ook maatregelen genomen. Ik heb een kamer naast hem genomen. Gelukkig was die beschikbaar.

Maar ik geef nog niet op.

Weer klop ik op de deur, dit keer wat harder zodat ik een punt kan maken. Zodat hij weet dat ik dringen met hem moet praten.

"Doe open! Alsjeblieft! Ik wil met je praten! Geef me even, heel even, alsjeblieft," smeek ik

De deur vliegt open. Blijkbaar heeft het gewerkt. Beter dan dat ik dacht. "Of ik jou even van mijn tijd geef? EVEN? Ik heb je een fucking tweede kans gegeven en jij.... jij..."

Ik zweer dat er rook door zijn neusgaten komt.

"De knuffel betekende niks meer dan vriendschap voor me. Alsjeblieft luister naar me..."

"Heb je dan niet gezien hoe die gast naar je kijkt? Jullie hebben het al gedaan hè? En ik maar denken dat je nog maagd bent. Ik maar denken dat ik wel iets moet zijn als je het door mij kwijt wilde! Waarschijnlijk had je het veel eerder al gedaan, voordat je mij zelfs ontmoette." Zijn blik die mij vol walging aankijkt en zijn toon die volkomen respectloos was heeft als gevolg dat mijn hand wat losjes wordt en zijn wang met een snelheid van twee meter per seconde slaat.

Heel het hotel heeft nu zeker wel iets gehoord, zo hard was de klap.

Ik kijk hem fel in de ogen aan. "Jij hebt het recht niet om zo tegen mij te zijn. Als jij niet gelooft wat ik zeg, prima, maar tot nu toe heb ik nooit tegen je gelogen, ongeacht wat jij met je eigen ogen zag," zeg ik met een rustige waarschuwende stem. Een te rustige stem die, als ik hem was, voor rillingen op mijn rug bezorgde. Die rilling die je krijgt als je gevaar denkt te lopen, iets wat je intuïtie je wilt vertellen, iets wat velen onderschatten.

De ogen van Thomas gaan heen en weer. Links recht, links rechts, links rechts.

"Ik heb het je uitgelegd, ik heb verteld wat ik moest vertellen. De rest ligt aan jou," zeg ik uiteindelijk, helemaal uitgeput van de reis en geen energie meer om in een discussie te komen of hem te smeken.

Zonder hem nog verder iets te zeggen of op een antwoord te wachten ga ik naar de deur naast hem lopen, naar mijn kamer, naar mijn bed. Thomas volgt mijn stappen en ook al zie ik hem niet meer, ik weet wel zeker dat hij fronsend mijn kant op kijkt.

"Wat doe je?" vraagt hij met een zachte stem. Hij is niet meer zo boos. Misschien heeft hij die paar seconden goed mijn woorden kunnen laten bezinken.

"Ik heb een kamer gereserveerd. Ik ben doodmoe en ik wil op mijn bed liggen en slapen."

Zonder pardon doe ik mijn deur dicht.

***
Een groot veld vol bloemen. Het zijn allemaal verschillende bloemen. Sommige klein en andere weer groot.

In de verte zie ik een schaduw rennen. En paar meter achter de schaduw zie ik nog een schaduw die tevens rent.

Als ze dichtbij genoeg zijn zie ik de schaduwen veranderen in mensen. Mensen met kleuren, gezichten en geluid. Ik en Thomas.

Mijn jurk is lichtblauw, dedekt met verschillende bloemen, net als het veld.

Neighbours With HimWhere stories live. Discover now