Hoofdstuk 17

553 12 0
                                    

Ik word wakker in een dubbel bed met zwarte lakens. Mijn hoofd is een ontplofte bom. Alle schade moet gerepareerd worden. Dat gaat lang duren.
Ik probeer op te staan, maar als mijn hoofdpijn er alleen maar erger van wordt ga ik gelijk weer liggen en doe mijn ogen dicht.

Na een paar seconden moet ik wel opstaan, ik moet nodig naar de wc. Met een bonkend hoofd waar ik oh zo bewust van ben sta ik op. De kamer is leeg en ik heb geen idee hoe ik hier ben gekomen. Mijn blouse zie ik zitten op een stoel bij het bureau.... Wacht even. Ik wrijf aan mijn ogen en kijk weer naar het bureau. Ik ben niet meer bij het huis waar het feest zich plaatsvond. Dit is een bekende kamer. Het is de kamer van Thomas. Via het raam kijk ik naar mijn kamer. Niemand is daar. Anne is er niet. Waar is ze dan?

Met nog steeds de nood om te plassen ga ik naar beneden, mijn prioriteit is om Anne zoeken.
Als ik dan beneden ben aangekomen zie ik niemand in het zicht. "Thomas?" zeg ik angstig tegen de lege ruimte. Misschien is zijn vader thuis en gaat er iets ergs gebeuren. Als Thomas maar niet geslagen wordt. Misschien is dat waarom hij die weddenschappen aangaat. Om zo zijn problemen te vergeten. Misschien is het gewoon een afleiding die hij nodig heeft. Het zou me niks verbazen.

Thomas komt vanuit de keuken naar mij toegelopen met een boxer, een zwart T-shirt waar je van smelt als je ziet hoe het hem staat en op blote voeten.
"Hey, voel je je goed?" vraagt hij een beetje bezorgt.

"Waar is Anne," ik wrijf over mijn slaap.

"Wil je aspirine?"

"Nadat je uitlegt waar Anne is, graag zelfs."

"Ze is waarschijnlijk bij Rens."

Ik kijk hem vol ongeloof aan. "Waarschijnlijk?" zeg ik op hoge toon.

"Zo'n 99 procent waarschijnlijk." Zijn zelfverzekerde blik bevalt me totaal niet.

"Waarom nam je haar niet mee, volgens mij," ik neem even pauze om steun te zoeken bij de muur en mijn slaap te masseren. Thomas komt gelijk dichterbij en pakt me vast. "Volgens mij ging ze jou gister halen."

"Nee, ze ging waarschijnlijk Rens zoeken. Ze is nooit naar mij gekomen."

"Oh..." Ik masseer mijn slaap, "Maar ik zou nu graag die aspirine willen a.u.b."

Thomas pakt me vast bij mijn schouders en duwt me langzaam naar de keuken waar hij me laat zitten op een stoel.
Mijn hoofd zakt bijna op de tafel. Ik kreun van de pijn. Waar is de aspirine?

"Hoeveel heb je gister wel niet gedronken?" Hij overhandigd me het glas met aspirine dat ik in een keer naar achter gooi.

"Een paar bekertjes maar."

"Van wat?" Hij kijkt me doordringend aan.

"Weet ik niet meer," lieg ik.

"Jawel. Zeg gewoon."

"Wat boeit jou het nou? Het was sterke drank, ik werd dronken en klaar. Maakt het uit wat ik dronk?" zeg ik geïrriteerd aan deze overhoring.

"Waarom heb je zoveel gedronken?" Gaat hij verder.

"Omdat het kan," ik doe een poging om op te staan, maar zak weer terug met een luide kreun. Ik moet even liggen denk ik.

"Waarom doe je nou zo? Je was gister al raar aan het doen."

"Waarom deze overhoring? Het boeit je toch niks, het enige wat jij wilt is..." ik stop mezelf voordat ik iets ga zeggen waar ik later spijt van ga krijgen.

Hij haalt zijn armen omhoog die mijn kant op wijzen. "Nee, ga door. Wat wil ik Emma?"  Hij kijkt mij boos aan. Kwaadaardig bijna, zou ik zegen.

"Niks, ik wilde niet..."

Hij onderbreekt me gelijk. "Jij weet helemaal niks van mij af, dus doe niet alsof je me kent." Hij draait zich om met zijn rug naar mij.

"Is het waar?" Ik neem toch het risico om het te vragen. Ik moet weten of het echt zo is. Wat anderen ook zeggen. Als Thomas zegt dat het niet zo is dan geloof ik hem.

"Wat is waar?" vraagt hij bits terwijl hij zich met fronsend gezicht naar me omdraait.

"Het krantenbericht van dat meisje..." ik probeer heel zorgvuldig om te gaan, voor zo ver dat kan, zodat ik niet weer een woedeuitbarsting krijg van hem.

"Rens heeft het je verteld," concludeert hij.

"Ik geloof het alleen als jij zegt dat het zo is. Als jij zegt dat het een misverstand was dan geloof ik je." Mijn ogen zoeken de zijne en ik zie iets van schuld in zijn ogen.

Hij draait zich weer van me om en doet de kraan open om wat water in te schenken, zijn gezicht weer emotieloos. "Thomas?" Fluister ik.

Hij neemt een slok van zijn water zonder mij een blik te gunnen. Hij kijkt voor zich uit. "Ja."

"Heb je dat echt gedaan bij het meisje?" Mijn ongeloofwaardigheid is duidelijk te horen aan mijn stem.

"Ja. Wat wil je horen? Dat ik haar heb geneukt? Dat zij maagd was en dat op het laatste moment, toen ik in haar was, pas vertelde? Dat ik driehonderd euro eraan heb verdient? Wou je dat horen Emma?"

Ik schrik van wat hij heeft gezegd en sta gelijk op. Mijn hoofd doet zo veel pijn maar op dit moment is dat het minst ergste van dit hele gebeuren. "Waarom doe je dit?"

"Het boeit me niet. Het meisje boeide me niet en boeit me nog steeds niet," zegt hij tè emotieloos. Ik begin een beetje bang te worden van zijn kilheid.

"Maar hoe? Waarom doe je dit iemand aan? Jij, van iedereen, moet toch weten dat.."

"Het. Doet. Me. Niks."

"Jawel. Dat moet gewoon. Je kan niet zomaar gevoelloos zijn," ik schud mijn hoofd, " dat kan gewoon niet."

"Jij hebt teveel hoop in me. Maar ik ben een hopeloze zaak, vergeet het maar." Hij lacht sarcastisch naar mij.

"Dat geloof ik niet."

"Je weet dat ik je heb gezoend vanwege een weddenschap he?" Hij kijkt mij via zijn ooghoek aan. Ik wist het wel, maar nu pas dringt het tot me door, nu hij de woorden luid uitspreekt.

"Nog steeds geloof ik niet dat je een hopeloze zaak bent. Wie heeft je dat überhaupt wijs gemaakt? Je vader?"

"Nee. Maar je weet nu wat ik doe. Dat is genoeg reden."

"Het idee dat je weet dat het slecht is zegt al genoeg."

"En het idee dat ik nog steeds daarmee doorga zegt ook al genoeg," zegt hij mij na.

"En wat krijg je ervan? Als het je niks doet waarom dan doen?"

"Weet je hoeveel geld ik eraan verdien?"

"Dus omdat het makkelijk is? Wouw." Ik kijk hem onderzoekend aan. Er moet toch iets zijn in hem dat niet zo is. Iets dat aangeeft dat het hem wel boeit.

"En nu je weet wat mijn plannen waren met jou heeft het geen nut meer. Je kan gaan." Zijn hand wijst naar de uitgang van de keuken, terwijl hij me met emotieloze ogen aankijkt.

"Daarom heb je me hier gebracht? Omdat je dacht dat je iets kon flikken?" Ik laat een diepe zucht vrij, "om hoeveel ging het?"

"Zeshonderd."

Ik kijk hem met grote ogen aan. "Hoezo zo veel? Bij dat andere was het driehonderd."

"Dit keer ging het niet alleen maar om dat ik een meisje zou krijgen. Ik speelde niet alleen. Iemand anders deed mee met de weddenschap."

"Zeg me niet dat je..." dat kan gewoon niet.

"Rens gooide honderd euro op tafel en wou wedden dat hij je eerder zou krijgen dan ik."

Neighbours With HimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu