Hoofdstuk ~18~

178 7 0
                                    

Terwijl ik naar de strakblauwe lucht tuurde liep ik het bos in. Ik kon nog steeds niet bevatten dat mijn eígen vader op het punt stond zijn nagels in mijn nek te duwen. Wat had ik gedaan om dat te verdienen? Volgens mij was hij degene die fout zat. Niet ik. Daar was ik vrij zeker van. Terwijl ik verder het bos in liep werden de bos geluiden duidelijker. Het getjilp van vogels, het gefladder van vleugels, het gezoem van insecten en het heen en weer huppelen van kleine bosdieren zoals konijnen en vossen. Zuchtend liet ik mij tegen een boom aan zakken. Het voelde alsof ik steeds meer met het bos verbonden werd hoe vaker ik er kwam. De kalmte die de oceaan mij gaf had het nog steeds niet, maar hier in het bos had ik het gevoel alsof ik mijzelf kan zijn. Wat dat dan ook mag zijn. Een wolf en sirene is wat iedereen zegt, maar het is alsof ik het nog steeds niet kan geloven. Ook al weet ik dat het waar is. Het is gewoon eng om eraan toe te geven. Want als ik er aan toe geef kan ik het niet langer ontkennen.
En waarom had ik niet gewoon gezegd tegen Lucia dat ik in zijn kamer was? Waarom hield ik mijn mond? Het is niet alsof ik hem wilde beschermen. Bij lange na niet. Hij wilde mij ook niet beschermen. Hij wilde mij pijn doen. Maar waarom? Waarom zou hij zijn nagels in mijn nek willen duwen? Als hij het zo'n schande vind om mij als zijn dochter te hebben waarom stuurde hij mij dan niet gewoon weg. En waarom zou hij mij dan überhaupt zijn gaan zoeken?
Gefrustreerd haalde ik mijn hand door mijn haar.
Waarom moet dit allemaal zo ingewikkeld zijn?
Ik hoorde de struiken achter mij ritselen. Vluchtig en op mijn hoede stond ik op. Ik scande mijn omgeving op vreemde of ongewone dingen. Nadat ik niets ongewoons had gezien was ik weer tegen de boom aan gaan zitten. Het zal vast gewoon een konijn zijn geweest. Ik sloot mijn ogen weer en verzonk in mijn gedachten. Ik zuchtte diep en doezelde weer in. Mijn rust was mij echter niet gegund, want net toen ik weer bijna in slaap was hoorde ik de struiken achter mij ritselen. Noem mij maar paranoia maar ik wist zeker dat iemand mij aan het bespieden was. Dat voelde ik gewoon. Ik voelde dat er een paar ogen op mij neerkeken. Gehaast stond ik weer op en liep ik naar de struiken toe. Net toen ik de struiken opzij wilde duwen om te kijken wat erachter zat, greep iets mij van achteren vast en duwde mij met mij rug tegen de boom aan. Verschrikt keek ik naar het wezen. Het "wezen" dat mij tegen de boom aanduwde was de grote zwarte wolf die ik ook tijdens mijn transformatie gezien. De wolf duwde zijn poot tegen mijn keel aan en verschrikt hapte ik naar adem en zuurstof die ik niet binnen kreeg.. Net toen ik dacht dat het voorbij was, dat de wereld maar moest zien hoe hij zichzelf van de heerser ging verlossen., hoorde ik het gefladder van zware vleugels. Ik probeerde omhoog te kijken naar het gefladder wat niet lukte door de poot die tegen mijn keel aan werd gedrukt. De wolf keek mij met zijn gele ogen moordlustig aan en duwde zijn poot nog harder in mij keel. Zijn blik veranderde toen er grote zwarte nagels zijn gezicht open haalde. De wolf keek angstig naar zijn poten en zag dat zijn poten handen werden. Hij rende als een speer weg en verdween in het dichtbegroeide bos. Ik zakte op mijn knieën en hapte naar adem die ik deze keer wel binnen kreeg. Dankbaar keek ik omhoog naar het gevleugelde wezen dat mij gered had. Verbaasd keek ik het grote wezen aan toen ik zag dat het Nala was.
Ze was in de paar dagen tijd dat ik haar niet had gezien ontzettend gegroeid. Ze torende nu boven mij uit en keek heel gevaarlijk. Iedereen zou direct doorhebben dat je niet met haar moet sollen.
Maar wat deed zij hier? En hoe wist ze dat ik hulp nodig had?
Ik kwam hier om jou te helpen. Ik voelde dat je hulp nodig had dus kwam ik je helpen.
Verbluft keek ik haar aan. Ze voelde dat ik hulp nodig had? Hoe?
Nala kantelde haar hoofd en keek mij schuin aan.
Daar ben ik zelf ook nog niet achter. Ik denk dat het komt doordat wij een band hebben.
Ik ging normaal zitten toen ik weer genoeg zuurstof in mijn lichaam had. Terwijl ik tegen de boom aan leunde keek ik omhoog naar Nala.
Sinds wanneer hebben wij een band dan? En hoe kan ik er dan niet vanaf weten.
Wij hebben al een band vanaf het moment dat ik geboren werd. En hoe jij dat niet weet, weet ik ook niet. Dat is net zoiets als vragen waarom jij niet wist dat jij half weerwolf en half sirene bent.
Zuchtend haalde ik mijn schouders op.
Voor dat soort dingen moet je bij mijn ouders zijn. Ik weet alleen nog niet bij welke.
Ik weet het. Je weet niet alles en je kan ook niet alles weten. Maar voordat wij in een discussie raken ga ik weer. Je leven heb ik al gered. Je hoeft me niet te bedanken hoor.
Met die woorden klapte ze haar vleugels uit en vloog ze richting de horizon.
Ik bleef haar nakijken totdat ik haar niet meer kon zien. Uiteindelijk stond ik op, ik wist eenmaal niet of er nog meer wolven waren die mij dood wilden hebben.
Terwijl ik het bos uitliep en de oceaan in mijn zicht verscheen zag ik de woeste golven heen en weer gaan. Het schuim spoelde aan op het strand en iets in mij zei dat deze golven onnatuurlijk woest waren.
Ik trok mijn schoenen uit en liep richting de oceaan.
Op zoek naar de oorzaak van de woeste golven.


Wolf en OceaanWhere stories live. Discover now