Hoofdstuk ~8~

205 11 0
                                    

Ik liep stevig vooruit. Als we het tempo van de afgelopen dagen gingen aanhouden dan waren we er volgend jaar nog niet. Na het incident van vanochtend  heb ik zitten nadenken. Waarom wordt ik  steeds sneller boos? Heeft iets te betekenen met het feit dat ik in een wolf ben veranderd? Of is er nog iets anders gebeurt die avond? Misschien komt het door die zwarte wolf. Misschien heeft die wolf iets gedaan waardoor ik nu steeds sneller boos wordt. Maar ook al word ik steeds sneller boos. Ik wordt niet zomaar boos. Er moet wel een reden zijn. Ik keek bedenkelijk naar Jayden.

'Kan het zijn dat de oorzaak is dat ik gewoon sneller boos wordt omdat ik in een wolf ben veranderd? Of klinkt dat raar?'

'De andere weerwolven die ik heb ontmoet hadden niet zo'n last van woedeproblemen.  Dus ja, dat klinkt raar.'

Ik balde mijn vuisten, iets wat ik de laatste tijd wel vaker deed. Mijn handen waren inmiddels kapot door mijn nagels. Er moet een verklaring achter zitten. Het lag niet allemaal aan mij, toch?

'We moeten mijn ouders snel vinden. Ik weet niet hoelang ik het nog volhoud om niet alles te weten. Over mijzelf dan.'

Hij haalde zijn schouders op.

'Misschien willen ze niet dat je bepaalde dingen weet. Misschien deden ze het voor je eigen bestwil.'

'Precies. Misschien. Als ik ze niet vind zal ik het nooit weten.'

'Maar wat als jij de waarheid niet wilt weten, niet had willen weten bedoel ik. Niet elke waarheid is even mooi.'

'Ik heb je in ieder geval gewaarschuwd.' Zei hij zuchtend. 

'En ik heb besloten om daar niet naar te luisteren.' Zei ik dit keer schouderophalend. 

Ik gooide mijn hoofd in mijn nek en keek omhoog. Naar de strakblauwe lucht en de felle zon. Ik hoorde een gekraai achter mij en draaide mij vliegensvlug om en keek naar een beest dat zijn poot met klauwen om mijn arm klemde. Ik probeerde mijn arm los te rukken. Wat niet lukte. Één van zijn klauwen boorde zich in mijn arm en een scherpe pijn trok door mijn bovenarm. Ik probeerde met mijn andere arm naar het beest uit te halen. Wat ook niet lukte. Het zat me niet bepaald mee. Jayden draaide zich om en keek met grote ogen naar het beest. Hij haalde weet ik veel waar een zwaard vandaan en hakte de poot van het beest ervan af. De poot verbrijzelde en verdween ook uit mijn arm. Het beest vloog weg en verdween in de lucht. 

Jayden richtte zich tot mij. 

'Gaat het?'

'Jawel. Alleen mijn arm steekt een beetje.'

Hij keek naar mijn arm en vloekte. 

'Deze reis gaat tot nu toe niet bepaald soepel.'

'Vertel mij erover. Wat was dat beest?'

Hij stopte zijn zwaard weg en keek mij weer aan.

'Dat was een peryton.  De peryton is een beest  met het gewei en de poten van een hert , maar het lijf en de vleugels van een vogel. Ze zouden in Atlantis  hebben geleefd totdat het onder water verdween. Deze dieren waren de enigen van Atlantis die ontkwamen; ze vlogen de lucht in en werden later in grote zwermen boven de  Zuilen van Hercules gezien. Een Sibille voorspelde dat perytons de val van Rome  zouden inluiden. Ze zouden het rijk geprobeerd hebben te ontwrichten.

De peryton heeft een mensenschaduw, totdat het zijn eerste , en enige, mens doodt, waarna hij zijn eigen schaduw krijgt. Meer mensen kan het monster niet doden. De peryton zou verwant zijn aan de stymphalide .'

Ik keek hem verward aan. Dat waren teveel onbekende woorden in een uitleg.

'Wat is een stymphalide? En als een peryton de poten zou moeten hebben van een hert, waarom had deze dan klauwen?'

'Waarom hij de klauwen van een vogel had zou ik niet weten. De stymphalide is een beest dat  qua grootte en vorm lijkt op een kraanvogel , maar het zijn mensenetende monsters met een koperen bek en klauwen. Ze kunnen pantsers doorboren en hun koperen veren afschieten als pijlen.

Deze vogels zijn genoemd naar de donkere moerassen van Stymphalus in , waar ze ooit geleefd zouden hebben. Ze terroriseerden boerderijen en dorpen, doodden mensen en dieren en vergiftigden het land met hun uitwerpselen.'

Ik rilde. 

'Dat klinkt verschrikkelijk.'

Hij knikte. 

'Dat was het ook.'

Ik haalde mijn wenkbrauwen op. 

'Heb jij dat meegemaakt?'

Hij schudde zijn hoofd. 

'Nee, dat is al honderden jaren geleden gebeurd. Ik heb er alleen verhalen van gehoord. Alleen het feit dat wezens die uit onze wereld komen, de mensenwereld kwaad deden is walgelijk. Het is daarom ook belangrijk dat de mensen niets meer van onze wereld weten. Dan kan ze ook niks meer overkomen.'

'Lopen mensen die het weten gevaar dan? In dat geval moet ik zo snel mogelijk terug naar Tim en Barbara.'

'In deze tijd niet meer. Er is voor de mensen nu geen bedreiging meer. Niet meer.'

Opgelucht zuchtte ik. 

'Zullen we langzamerhand ook maar een plek zoeken om onze slaapplekken neer te leggen? Het wordt al best donker.'

Hij schudde zijn hoofd. 

'Ongeveer twee kilometer verder op zit een klein dorpje. Daar is het vakantiehuisje van mijn familie. Mijn vader nam mij en mijn broers daar altijd mee naartoe in de zomer. We zouden daar kunnen overnachten. Je kan daar ook meteen je arm verbinden. Al vraag ik mij af of dat nodig is. Aangezien je half wolf bent gaat je genezingsproces sneller dan dat van een mens.'

Ik knikte. 

'Dat klinkt als een plan.'

We liepen verder en niet veel later kwam een schattig klein dorpje in zicht. 

Jayden liep vooruit en stopte bij een klein huisje. Hij legde zijn hand tegen een zwarten vierkanten plaat op de muur en de deur ging open. 

Hij hield de deur voor mij open en ik liep naar binnen. Hij volgde mij en sloot de deur achter zich. We hingen onze vesten op de kapstok en liepen naar de woonkamer. In de woonkamer stond een grote witte hoekbank met daartussen een klein glazen tafeltje. 

Jayden wees mij een slaapkamer aan en liep toen weg. Ik gooide mijn tas op mijn bed en keek naar mijn arm. Van schrik stapte ik achteruit. De wond die er hoogstwaarschijnlijk had moeten zitten was er niet. Er zat enkel een licht rood litteken.

'Hoe?' 

Jayden had mij al wel verteld dat mijn genezingsproces sneller ging dan bij mensen. Maar dat de wond er nu al niet meer zou zijn had ik niet verwacht. Ik liet mezelf op het bed vallen en sloot mijn ogen. Voordat ik het wist was ik in slaapgevallen. Een tegenwoordig donker en duister gat tegemoet.

Wolf en OceaanWhere stories live. Discover now