Hoofdstuk 85 - Yoru

3 2 0
                                    

Ik zat op een smal kleed dat we neer hadden gelegd voor het maken van het ontbijt. Het hield de dauw tegen en zorgde ervoor dat je kleren niet nat werden. Ik had vanochtend in mijn tas een tekenboekje gevonden. Ik had het meegenomen, omdat het me herinnerde aan de dagen dat ik mezelf achter meubilair verschool om de spirits van het personeel te kunnen zien en na te tekenen. Het was een klein, in leer gebonden boekje. Op de kaft was een vreemd soort patroon gedrukt met daarin een klein ruitje met in het midden een soort luchtsturingsteken. Ik had een klein paars belletje aan het boekje gebonden met een gouden draadje. Het belletje was ooit van een gewaad van vader gevallen. Het herinnerde me eraan dat hij ergens ook niet onbereikbaar was. Kyofu had me het op zien rapen en ik heb toen voor het eerst tegen hem gelogen. Ik heb hem niet verteld waarom ik het belletje graag wilde hebben en waarom het belangrijk voor me was.
Hij lag waarschijnlijk nu nog te slapen. Het slapen in een tent en het lange lopen eiste een zware tol. Ik had een heel klein stukje samengeperst houtskool en ik probeerde de spirits van Kyo en Storm na te tekenen. Het was frustrerend omdat het eigenlijk niet echt lukte, maar ik had niet veel betere dingen te doen. Cassandra maakte het ontbijt en ik wist niet of ze mijn hulp daarbij wilde. Dus ik zocht andere bezigheden, zoals het oefenen van de poses die Cassandra me leerde, kijken hoe ik mijn aardesturing kon gebruiken zonder te ver te gaan, leren om het onder controle te houden en nu tekenen. Het was misschien verstandiger als ik ging trainen, maar ik kon dat ook op een ander moment doen.
"Hoi Yoru."
Ik keek op. Cassandra kwam met een blije glimlach op haar gezicht het kamp inlopen. Ze kwam naast me op het kleed zitten. "Weet jij waar de jongens zijn?"
"Nee, dat weet ik niet." Ik boog me weer over mijn tekening. Ik probeerde de oren van Kyo's wolf goed te krijgen.
"Wat ben je aan het doen? Mag ik het zien?" vroeg Cassandra voorzichtig.
Ik keek van onder mijn wimpers naar haar op. Waar zou de vraag vandaan komen? Was het pure nieuwsgierigheid of zat er iets achter? Wilde ze me gaan vertellen hoe lelijk de tekeningen waren? Ik beet op mijn lip. Misschien moest ik het maar gewoon laten zien. Wat was het ergste dat er kon gebeuren? Dat ze het boekje kapot zou maken? Dat ze me uit zou lachen?
Ik keek naar Cassandra. Ze was bezig met de rijst en keek naar me om. Ik knikte klein en stak mijn tekenboekje verlegen naar haar uit.
Cassandra veegde het bloem van haar handen af aan haar kimono en pakte het boekje aan. Ze bladerde door de bladzijdes. Bekeek elke tekening. Zenuwachtig krapte ik aan mijn bovenarm. Cassandra keek naar me op. "Ze zijn echt mooi!" zei ze zachtjes.
Ik glimlachte verlegen. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ze vond ze mooi? Vond ze ze echt mooi of was het een leugen?
Cassandra streek haar haar achter haar oor en bladerde verder. "Het... het zijn allemaal spirits. Ik herken sommige..." Haar hand bleef zweven boven de bladzijde met kleine tekeningetjes van een soort zwevende kwal. "Maar niet allemaal. Waar ken je al die andere spirits van?"
Ik rechtte mijn rug. "Ieder mens heeft een spirit..." Ik haalde diep adem en ging verder. "Ieder mens is anders en heeft een unieke spirit."
"Een... wat?" Cassandra begreep duidelijk niet wat ik bedoelde. Of ze wilde het niet begrijpen dat kon ook. "Een spirit?"
Ik leunde een klein stukje naar voren. "Ja... Ik denk dat het iets te maken heeft met je personaliteit." Ik trok één mondhoek omhoog en keek Cassandra uitdagend aan. Ik wilde dat ze me geloofde, maar ik wilde niet dat ze wist dat ik dat graag wilde. Ik wilde dat het voor haar voelde alsof het mij niet uitmaakte. Dat ik vond dat het haar gemis was.
Cassandra trok aan een velletje aan haar vinger. "Maar..." Ze leek even na te denken. "Wauw. Oké. Hoe... hoe weet je dat?"
Spirits... waar heb ik mezelf nu weer in gewerkt. Ik keek naar het oranje kleed waar ik op zat. "Omdat ik ze kan zien." Ik beet op de binnenkant van mijn wang. Ik kon ze zien... Ik kon spirits zien. Maar het voelde ergens slecht om dat aan haar te vertellen. Het was een geheim dat ik een hele tijd voor mezelf had gehouden. Ik had het wel gedeeld met Kyofu, maar dat was anders. Hij was er altijd. Het was altijd wij tegen de rest van de wereld geweest. Nu voelde het een beetje alsof ik hem verraadde, alleen omdat ik Cassandra vertrouwde. Maar het was mijn geheim... toch? Ik kon niemand verraden met mijn eigen geheim.
Cassandra glimlachte. "Dat is echt heel bijzonder." Ze keek naar haar kom met meel. Vond ze het bijzonder of vond ze het vreemd en probeerde ze dat te maskeren door te zeggen dat het bijzonder was? "Ik heb nog nooit van iemand gehoord die dat kon. Of überhaupt beweerde dat mensen spirits hebben," zei Cassandra na een kleine pauze.
Ik kneep in mijn vinger. "Ik weet ook niet of er meer mensen zijn die het kunnen. Als mensen beweren dat ze spirits hebben, worden ze waarschijnlijk in de gevangenis gegooid."
Vader hield zeker niet van spirits. Hij zei dat zij de oorzaak waren van alle ellende in de wereld. Spirits waren kwaadaardig en de voorbodes van de dood.
Cassandra ging ineens rechter op zitten. "Kun je ook mijn spirit zien?" Ze keek me nieuwsgierig aan.
Ik beet op mijn wang en zuchtte. Hoe moest ik dit zeggen. Wat als ze me niet geloofde? "Jouw spirit kan ik niet zien. Hij is weg, net als die van mij en die van Tess." Mijn ogen schieten van mijn handen naar Cassandra en weer terug. Ik was een beetje bang voor haar reactie en schaamde me dat ik niet goed genoeg was om haar spirit te zien. Ik wilde haar spirit zien en die van Tess en die van mij.
Cassandra verschoof een beetje op haar plaats. "Weet je wel Kyo's spirit? En Storm? Fu? Van Shu Beifong? En je pleegmoeder Judi? En... en..." zei ze van onderwerp veranderend. Ze leek ineen heel erg enthousiast.
Ik glimlachte een beetje. Het was informatie waar eigenlijk niemand veel aan had, maar het was zo leuk om te weten en erover na te denken. "Uhm... Fu's spirit is een jonge das, die van Kyo is een wolf en die van Storm.... een pandabeer. Die van vader... eh, Shu..." Ik stopte even. Ik moest stoppen met het zeggen van vader. Hij was mijn vader niet. "Die van Shu is een aasgier en die van Judi was een papegaai," maakte ik mijn rijtje af.
Cassandra blies haar adem haast bewonderend uit. "Kyo een wolf? Dat kan ik heel goed zien." Ze keek op en glimlachte. "Hij is een leider en een teammens, maar toch is hij een beetje verwijderd van de groep. En een pandabeer is echt Storm! Lief en zorgzaam... Het past gewoon! Dat is zo cool!"
Ik liet een klein lachje horen. Ze leek alles te begrijpen op een hoger level dan andere mensen. Ze zocht altijd de reden achter dingen. Waarom ze eigenlijk waren zoals ze waren. Wat ze had gevormd. "Ja, ze lijken altijd een vorm te hebben die bij je past."
Cassandra knikte nadenkend terwijl ze speelde met een plukje van haar goudblonde haar. Ze leek even na te denken over mijn opmerking. "Het is zo mooi..." zei ze na een korte pauze. Ze keek naar het kleedje en toen weer naar mij. "Dankjewel." Ze lachte.
Verlegen keek ik naar mijn handen. Ineens vond ik het bloedheet. "Vind je dat echt?" Ik balde mijn handen even tot vuisten en strekte mijn vingers daarna weer.
"Ja, dat vind ik echt." Ik zag Cassandra gefascineerd naar mijn vingers kijken en stopte met het bewegen van mijn vingers. "En misschien... misschien was het voorbestemd dat jij spirits kon zien. Omdat ik gedachtes kan lezen. En Tess kan bliksemsturen. We kunnen zo veel. Samen zijn we zo machtig." Ze stopte even om op adem te komen. "Denk je niet dat het ons lot is om de wereld te redden? Bijna onze plicht." Cassandra pauzeerde opnieuw. Ik zei geen woord. Ik wist zoals vaker niet wat ik moest zeggen en ik kon haar alleen maar aanstaren.
"Ik wil niet toekijken, als ik weet hoe waardevol mijn krachten zouden zijn in de strijd tegen het kwade. Onze krachten." Cassandra keek me doordringend aan.
Ik wilde ook niet toekijken, dacht ik. Maar streden we wel echt tegen het kwade? Waren onze krachten zo goed? Ja, we konden veel en ja, we waren machtig. Maar wilde ik dat wel? Wilde ik wel macht? Was het wel mijn lot? Bestond er wel zoiets als lot?
Ik staarde naar de grond. Ik was bang dat ik Cassandra teleur zou stellen met mijn antwoord, maar ik wilde ook niet tegen haar liegen. Niet nu het net zo goed ging. Ik wilde niet alles verpesten voor de rest. "Ja... misschien wel... Maar bestaat er wel zoiets als het lot?" Ik keek een beetje zijdelings naar Cassandra.
"Ik weet het niet. Dat weet ik echt niet," antwoordde Cassandra. Ze begon in de kom het meel en water te mengen. "Ik gebruikte het lot meer als metafoor voor je eigen roeping. Het gebruiken van je krachten, het gebruiken van deze wonderlijke en unieke zegeningen van de goden, die uitgerekend wij hebben gekregen... Weet je hoe veel geluk we hebben gehad? Een daarom voelt het als mijn taak, mijn plicht tegenover de wereld om te vechten voor het goede. En het is ook waar mijn hart naar uitgaat. Ik denk dat wat er ook was gebeurd in mijn leven, ik uiteindelijk toch op dit punt was gekomen. Het punt waarop ik besloot dat ik meer wilde zijn dan prinses. Dat ik
het goede in mensen wilde bovenhalen, wilde strijden voor het licht. Omdat het mijn natuur is. Op die manier voorbestemd." Ik kon Cassandra alleen maar aanstaren. Zegeningen van de goden? Het voelde meer als een straf. Ik had dit nooit gewild. Ik wilde geen krachten. Ik wilde niet.
Cassandra peuterde aan een stukje huid bij haar nagel. "Dus, wat zeg je? Is dat ook jouw lot? Of voelt het niet als jouw pad?" Ze keek naar de grond.
Ik beet om mijn onderlip. Ik wist dat ze wilde dat ik zei dat het ook mijn lot was, maar ik wist het niet. Ik wist het echt niet. "Iedereen wil strijden voor het licht," begon ik zachtjes. "Alleen kan dat licht voor een ander op de duisternis lijken." Ik stopte en beet opnieuw op mijn lip. Deze keer harder. "En ik weet niet wat mijn lot is. Misschien heb ik helemaal geen lot."
Cassandra scheurde kleine stukjes deeg af en drukte haar lippen op elkaar. Ze vormden een dunne streep die een klein beetje teleurstelling zou kunnen verbergen. Er begon een klein beetje schuldgevoel op te borrelen in mijn maag, maar ik drukte het weg. Als Cassandra teleurgesteld in me was, dan was ze maar teleurgesteld. Ik moest me er niet schuldig over voelen. Ik had de waarheid gesproken en ik had ook gewoon kunnen liegen.
"Ja, ik begrijp het..." zei Cassandra kalm. "Ik bedoel dat ik me kan voorstellen wat je bedoelt..." plakte ze er snel achteraan. Ze begon de stukjes deeg op het vuur te leggen. "En je hebt gelijk, ik kan je niets opdringen. Als het niet jouw pad is, dan is dat zo. Ik ben niet de juiste persoon om dat te veranderen." Ze glimlachte. "Nog een keer bedankt voor het vertellen." Haar stem klonk warmer dan eerder en ik hoopte dat ze me had vergeven.
Cassandra legde het laatste stukje van het water- en meelmengsel op het vuur en stond op. "Ik ga Kyo zoeken." Ze gooide mijn boekje naar me terug.
Onhandig ving ik het op en keek hoe ze tussen de bomen verdween.

Verbonden {VOLTOOID}حيث تعيش القصص. اكتشف الآن