Hoofdstuk 61 - Yoru

4 3 0
                                    

Ik keek om me heen. Een week zonnetje verlichtte het voorste deel van de grot. Kyofu lag nog diep te slapen. Opgerold tot een klein bolletje lag hij onder zijn dekentje. Zijn neus kwam er nog net bovenuit. Zijn ronde gezicht bedekt met sproeten stond vredig. De altijd nieuwsgierige blik die hij had was nu afwezig. Zijn krullerige, lichtbruine wimpers weerkaatsten het kleine beetje ochtendlicht.

Voorzichtig streek ik door zijn springerige, goudbruine haren. Er zaten misschien takjes, blaadjes en zandkorrels in, maar het maakte me niet uit. Emi had gezegd dat ik hem pijn zou doen en toch was hij bij me gebleven.

Ik zuchtte bij het aanzicht van de stapel spullen die Kyofu in de enige hoek in de grot had gegooid. Hij was echt een chaoot soms.

Met een pijnlijk gezicht stond ik op. De wond was aan het genezen, maar het deed nog wel pijn. Ik kroop naar de stapel spullen en langzaam begon ik er kledingstukken vanaf te halen en op te vouwen. Het bleek niet al teveel te zijn. Zoveel spullen hadden we ook niet, maar omdat alles op een hoop was gegooid zag het eruit als veel meer dan het was.

Het zonlicht kroop steeds verder de grot in, verlichtte een stukje van Kyofu's haar, verdween en verscheen weer. Waarschijnlijk was er een wolk voor de zon langsgeschoven.

Misschien moest ik gaan kijken wat die mensen die we gisteren hoorden in het bos deden. Naar wat of wie ze opzoek waren.

Ik legde het laatste kledingstuk op de nieuwe stapel die ik had gemaakt en kroop terug naar Kyofu. Hij lag nog steeds opgerold als een kat onder zijn dekentje.

"Kyofu?" Ik schudde hem zachtjes heen en weer.

Kreunend rekte hij zich uit. "Wat is er?" vroeg hij slaapdronken.

"Ik ga even naar buiten. Ik ben voor het donker weer terug," zei ik snel.

Kyofu fronste zijn lichte wenkbrauwen, die dezelfde kleur hadden als zijn wimpers.

Ik stond op. "Tot straks." Met snelle passen liep ik de grot uit.

Het regende en de zon scheen tegelijkertijd. Mijn ogen zochten een regenboog, maar ik kon hem niet vinden.

Het bos zag er een beetje troosteloos uit. Water verzamelde zich op de nerven en gleed uiteindelijk in grote druppels van het ene blad naar het andere.

Zonder na te denken stapte ik de regen in. Kleine waterdruppeltjes haakten zich in mijn haar, wimpers en wenkbrauwen. Snel liep ik door, naar de beschutting van de bomen.

Heel veel beschutting gaven ze helaas niet. Een grote druppel viel van een blaadje in mijn nek en gleed langs mijn ruggengraat naar beneden.

Snel liep ik de kant op waar ik dacht dat we de stemmen hadden gehoord. Mijn voeten zakten een klein beetje weg in de zompige grond.

Om de zoveel tijd stapte ik op een takje en schrok ik op van het uit de toon vallende geluid. De druppels die op de boombladeren vielen maakte een soort vreemde melodie. Het duurde niet lang voor mijn kleren helemaal doorweekt waren.

Dieren waren weggekropen in hun zoektochten naar beschutting.

Ineens werd de grond onder mijn voeten steviger. De grond was hier platgestampt, een pad!

Ik probeerde in mijn geheugen te graven waar de stemmen van gisteren heen waren gegaan.

Ik kneep mijn ogen dicht. Ik probeerde me alle details te herinneren. Wat ze hadden gezegd. Hoe ze hadden geklonken.

Ik gokte dat ik naar rechts moest.

Snel veegde ik het water uit mijn gezicht en ik begon te lopen. Hoe verder ik kwam hoe voorzichtiger ik werd. Ik wilde niet opgemerkt worden. Ik wilde niet terug naar vader.

Verbonden {VOLTOOID}Tahanan ng mga kuwento. Tumuklas ngayon