Hoofdstuk 31 - Cassandra

5 3 0
                                    



"O wauw," verzuchtte ik.

Voor ons strekte de Vuurnatie-havenstad Jinlong zich uit. Hij was enorm, groter dan elke stad die ik tot nu toe op onze reis had gezien. Hij was gebouwd tegen een enorme berg. De grote houten huizen met hun omkrullende rode daken, die kunstig versierd waren, leken bijna onmogelijk steil tegen de bergwand op te klimmen. Bij het stadhuis, een enorm gebouw met dubbele punten aan zijn daken en draken die in de balken waren gebeiteld, stond de vlag van de stad: een gouden draak die in zijn eigen staart beet op een rode achtergrond.

Wat dichterbij, bij de steigers, dreven honderden enorme zeilschepen, drie keer zo hoog als ons bootje en met drie keer zo veel zeilen. De rode Vuurnatie-vlaggen flapperden in de toppen van hun masten. Daarachter, op de kade, stonden duizenden kraampjes.

Mannen en vrouwen schreeuwden: "Mooi katoen! Heerlijke pepers! Schitterende kettingen voor uw vrouw!" De menigte van rood en zwart krioelde als mieren om de kraampjes heen, onderhandelend en biedend.

Onze boot bleef doorvaren met een flink tempo. We hadden de hele tijd ruime wind gevaren, wat betekende dat de wind bijna recht in ons zeil blies, en we voeren recht op de schitterende stad af.

Kyo glimlachte om mijn enthousiasme. "Kom, Cass, we gaan gijpen."

"Wat?" Ik keek hem verbaasd aan. Gijpen was overstag gaan, maar dan als je met de wind mee voer. Maar waarom gijpen? We voeren recht op de haven af!

"Doe het nou maar gewoon," zei Kyo ongeduldig. "Had je al bedacht dat we zo het land in moeten en de boot moeten achterlaten? Want ik ben niet van plan om helemaal rondom de Vuurnatie te gaan varen naar de andere kant. Dat kost ons weken."

Daar had ik heus wel over gedacht. "Weet ik," zei ik verongelijkt. "Maar waarom laten we de boot dan niet gewoon in de haven?"

"Het havengeld, suffie," snauwde Kyo. "Weet je hoeveel het kost om daar drie, vier weken te blijven liggen?"

"O." Ik liet mijn schouders zakken. "Niet aan gedacht. Dus we krijgen Jinlong niet te zien?"

Kyo gromde iets onverstaanbaars wat leek op: "We zijn verdomme geen toeristen! Ga je nog gijpen? Het roer is al gewend."

Ik zuchtte diep en liep naar de giek. "Klaar?"

"Jep," brulde Kyo terug.

"Bukken!" Ik trok een touwtje los en de giek klapte met duizelingwekkende snelheid over me heen naar de andere kant. De boot begon het laatste stuk te draaien en voer nu op een punt ver rechts van de haven af.

In de weken op zee had Kyo me leren zeilen. Hij was misschien niet de meest geduldige of zachtaardige leraar, maar hij kon goed uitleggen en algauw vertrouwde hij mij het zeil toe, terwijl hij het roer deed. Het zeilen ging effectief en moeiteloos nu we allebei onze taak wisten.

We stevenden op een inham in de kust af. De kust bestond uit enorme rotsblokken, die wel door spirits opeengestapeld leken te zijn, zo groot waren ze. Tussen de rotsen waren grotten en gaten uitgeslepen door de zee. Alle rotsen hadden boven het water een rand van groene algen. Dat was vast doordat het tij af en toe hoger stond, bedacht ik. Wat was de Vuurnatie toch schitterend: extreme natuur, variërend van parelwitte stranden tot woeste gebergten.

Kyo blies ongeduldig een paar windstoten in het zeil. "We zijn er bijna. Ik stuur hem tussen die rotsformaties door." Hij liep naar het roer en trok het naar hem toe. We voeren langzaam de inham in.

Verbonden {VOLTOOID}Where stories live. Discover now