Proloog - Yoru

70 15 1
                                    

Cingulomania; Een groot verlangen om iemand in je armen te houden

"Koud, het was vreselijk koud op ons zolderkamertje. Onze uitademingen vormden kleine wolkjes in de lucht en het was alsof alles was bevroren. De lucht leek bijna massief steen en drukte ons dieper in onze lakens. Het enige wat ik goed kon zien in het donker waren je groene ogen. Ze glommen als zeegroene parels. Elke keer als ik in die ogen keek was het alsof de hele wereld klein was. Ik keek in de ogen van een oude ziel. Ogen die het antwoord hebben op elke vraag." Kyofu kneep even in mijn hand en liet zijn nieuwsgierige ogen over mijn gezicht glijden. Hij schudde voorzichtig zijn hoofd.

"Het enige wat door de muur van lucht heen sneed alsof het niets was, waren de schreeuwen. De gesmoorde schreeuwen van moeder." Er begonnen zich tranen te vormen in Kyofu's ogen. "Bij elke schreeuw kroop ik dichter tegen je aan. Met elke klap drukte ik mijn handen harder op mijn oren. Het gebeurde zo vaak... zo vaak."

Ik voelde Kyofu's trillerige adem op mijn schouder. "Zo ging het bijna elke avond, maar deze avond hoorden we ineens een andere schreeuw, een diepere, een zwaardere. We hoorden snelle voetstappen op de trap naar boven. Iemand gooide de deur van onze kamer open. Het was een jong dienstmeisje. Ze zou haar baan verliezen door wat ze deed en ze zou nooit meer naar Omashu terug kunnen keren. Haar ogen schoten alle kanten op terwijl ze ons vertelde dat we mee moesten komen. Moeder had haar opdracht gegeven ons te halen. Haar haar stak in verstrooide plukken uit haar knotje en ik kon haar gejaagde ademhaling op twee meter afstand horen.

Stil bleven we zitten, bevroren als standbeelden. Wat zouden we moeten doen? Met haar mee gaan?" Kyofu glimlachte klein. "Het duurde duidelijk te lang voor het dienstmeisje. Ze wipte van haar ene been op haar andere. Ze greep het dekentje en trok ons mee." In Kyofu's stem klonk geen enkele emotie door. Hij vertelde feiten, niet hoe hij zich daarbij voelde. "Pas buiten, in de tuin leek ze weer een beetje te kunnen ontspannen. De sneeuw knerpte onder onze voeten en sneeuwvlokken dwarrelden door de lucht. We waren er bijna, bijna waren we vrij geweest, maar ineens stopte je met lopen. Waarschijnlijk voelde je de trillingen in de aarde. "

Kyofu zuchtte lichtjes. "Het dienstmeisje schrok en werd boos, maar als je niet stil was blijven staan, dan had vader haar waarschijnlijk vermoord, zonder ook maar te knipperen."

Ik glimlachte week. "En toen rende ze weg zonder ons."

"Ja." Kyofu's stem klonk klein.

"Ze leeft nog," loog ik. Ik wist niet of ze nog leefde. Er was een grote kans dat ze was overleden. Een dienstmeisje uit een paleis en een vrouw die altijd in rijkdom had geleefd, die overleefden niet zomaar in het bos. Het dienstmeisje misschien wel, maar Hama... Hama was altijd hoffelijk en ze hield er totaal niet van om haar handen vies te maken.

Kyofu knikte. Zijn onderlip trilde zo licht dat ik het bijna niet kon zien. "Weet jij waarom moeder weg ging?" Hij leek zo klein en kwetsbaar.

Ik wilde dat ik alles weg kon halen, de pijn, het verdriet. Maar... ik kon er alleen voor hem zijn. Ik wreef over Kyofu's rug. "Ik weet het niet, maar ook als ze niet van je zou houden, kun je gelukkig zijn."

Kyofu kroop tegen me aan. "Wat... wat als niemand ooit van me zal houden?"

"Ik zal altijd van je houden. Wat er ook gebeurt, ik zal er zijn," prevelde ik. Kyofu zo verdrietig zien was hartverscheurend. Ik wilde niet dat hij zich zo voelde. Dat verdiende hij niet.

"Het komt goed. Ik ben er. Ik ben er," mompelde ik.

Verbonden {VOLTOOID}Where stories live. Discover now