Hoofdstuk 72 - Cassandra

3 2 0
                                    

Een uurtje later hadden we bijna de top van de berg bereikt. Hij was niet bepaald steil, maar het pad was al drie kwartier schuin omhoog gegaan en mijn kuiten brandden. Hier op de weg hadden we niet de schaduw van de bomen en de zon beukte genadeloos op mijn rug. Er waren sowieso weinig bomen meer. Ze hadden plaatsgemaakt voor groene, glooiende velden en heuvels. De lucht boven ons was zo blauw als een vergeet-mij-nietje.

"Ik zweer je, na deze berg komt Omashu echt!" kreunde Storm hijgend. Tess schudde haar hoofd, niet in staat te praten. We waren een paar kleine boerderijtjes tegengekomen, maar verder was het hier bijna uitgestorven. Ik gokte dat de meeste mensen echt in de stad woonden. De bossen hier waren niet bepaald vriendelijk of veilig.

Ineens hapte Storm naar adem. Zijn ogen werden groot. "Oh! Tess, Cass, kijk!" Hij wees overdonderd vanaf de heuvel naar beneden. Ik overbrugde de laatste meters met een nieuwe energie en toen ik naast hem stond, benam het uitzicht ook mij de adem.

Voor ons strekte het dal zich uit, een diepe kloof van geel steen. En uit de leegte rees Omashu op. Een dun, kronkelend paadje was de enige brug tussen de grond onder onze voeten en de ontzagwekkende stad.
De stad was omringd door een grote muur, en daarachter klom een soort berg van kleine, op elkaar gepakte huisjes steil omhoog. Ze hadden allemaal die karakteristieke okergele kleur die de steen in dit gebied had en hun daken waren bedekt met groene dakpannen. Helemaal bovenop de berg zag ik een huis dat eruit sprong. Het was, in tegenstelling tot de meeste huizen, niet van steen maar van hout gemaakt en het dak was donkerder. Zou Shu daar wonen?

Tussen en over alle huisjes liepen kriskras een soort hoge viaducten of rails van steen. Af en toe zag ik een karretje naar beneden zoeven. "Wat is dat?" vroeg ik Storm.

"Het postsysteem," murmelde hij terwijl hij met zijn ogen een pakketje volgde.

Tess greep mijn arm en piepte als een muis. "Het is zo cool! Zullen we gaan?"

Ik knikte en glimlachte breed. Het was beter dan ik ooit had kunnen bedenken. De stad had een soort surrealistische schoonheid tot zich, zoals de IJsstad in de Waternatie. Alsof hij van een andere wereld kwam. De groene daken, de postkarretjes, de muur... Het was overweldigend.

We begonnen aan de lange tocht over de slingerende, smalle weg die naar de muur van de stad leidde. Aan beide kanten van het pad schoot het steil omlaag. Tess trapte een steentje, dat stuiterend over de rand vloog en naar beneden viel. Tien seconden later hoorden we een tik.

Tess slikte hoorbaar. "Laten we maar gauw naar de muur gaan."

Ik knikte, haalde diep adem en liep met zelfverzekerde stappen, die verborgen hoe ik me voelde, verder. Tess en Storm kwamen iets minder enthousiast achter me aan.

Er stonden twee bewakers in groene pakken aan het einde van de weg. De ene rukte een rotsblok omhoog uit het pad en liet hem met een krachtige zwaai boven mijn hoofd zweven. Ik keek geschrokken op naar de schaduw boven me. "Wat komen jullie doen?" blafte de man.

"We... we zijn reizigers en we gaan eten kopen op de markt," zei Storm vlug.

"Namen?" blafte de man. Hij had een eigenaardige stem, eentje die constant klonk alsof hij alle woorden zo snel mogelijk zijn mond uit wilde krijgen.

Ik keek glimlachend naar hem op, de dreigende rots proberend te negeren. Moesten we onze echte namen zeggen? Was dat niet gevaarlijk?

"Uhh... Dit is Storm, ik ben Tenna en dat is Su Shi," zei ik vriendelijk, de man warm aankijkend. Mijn hart bonkte in mijn keel.
Even keek hij me indringend aan met zijn smalle lichtgroene ogen. Toen verzachtte zijn uitdrukking. "Veel winkelplezier, jongedame en je vrienden."

Verbonden {VOLTOOID}Where stories live. Discover now