Hoofdstuk 44 - Cassandra

4 3 0
                                    


Ik verwonderde me over het gouden ochtendlicht, dat Kyo's ogen deed opgloeien, Tess' haar deed schitteren en Storms bleke huid verwarmde. De geur van de zee dreef ons tegemoet en maakte mijn hoofd helder. Ik had niet beseft hoeveel ik dit miste, de eindeloos uitgestrekte oceaan en dansende watervogels.

"Jingchang," verkondigde Kyo. Hij rolde de kaart op en stak hem in zijn tas. "Vanaf hier kunnen we de veerpont nemen. Maar, dankzij Cassandra hier..." Hij wierp me een vermoeide blik toe en ik voelde mijn wangen rood kleuren van schaamte, hoezeer ik ook mijn best deed om mijn emoties te verbergen. "Dankzij Cassandra is onze geldbuidel weg."

"Ik heb al gezegd dat het me spijt, Kyo," zei ik kalm. Mijn keel voelde vreemd dik aan en ik haalde diep adem. Dit zou me niet zo moeten raken. Het was een ongeluk geweest; Kyo had me eergisteren in een haastig moment de geldbuidel gegeven en hij was uit mijn handen gevallen. Niet eens gestolen, gevallen. Het was gewoon beschamend. Maar waarom overmande de emotie me zo? Tot voor kort had ik geen schaamte gekend, geen schaamte hoeven kennen. Ik was ervan overtuigd dat ik gelijk had, en iedereen zei dat ik gelijk had. Waarom was dat nu weg? Waarom kon ik niet gewoon alles perfect doen? Hoe moeilijk kon het zijn?

Ik schudde mijn hoofd om de gedachtes te verdringen, duwde de emotie weg. Ik moest niets laten blijken. Ik liet mijn opgehouden adem ontsnappen en klemde mijn lippen op elkaar. "We gaan een oplossing vinden, Kyo. Ik weet zeker dat we werk kunnen vinden om de veerpont te betalen."

"Het is allemaal oponthoud." Kyo klikte geïrriteerd zijn tong, maar ik antwoordde hem niet. Apathisch, emotieloos, sereen. Ik hoefde er geen acht op te slaan. Ik had hem teleurgesteld, volgende keer zou ik het beter doen. Beter dan beter, perfect. En dat was dat.

Ik hief mijn hoofd op en liep verder. Tess ving mijn blik en rolde haar ogen. "Kan gebeuren hoor," fluisterde ze.

Ik knikte afwezig en hees mijn rugzak hoger op mijn rug. De grassen in het duinlandschap wuifden kalm heen en weer in de wind. Kleine zandkorreltjes haakten zich in de wenkbrauwen en wimpers van mijn samengeknepen ogen. Ze schuurden over mijn gezicht en maakten mijn lippen rauw.

Storm stond een eindje voor ons op een bergje en tuurde over de zee. Het was een ander soort zee dan de zee waarop Kyo en ik eerder hadden gevaren; waar die zee blauw en ondiep en warm was geweest, was deze wild en koud en grauw. De duinen weerspiegelden de zee met hun eindeloos rimpelende grijzige grassen en duizenden zandduinen.

We liepen al een uur, en eindelijk was Jingchang opgedoken, zijn lange steigers ver uitlopend in zee. Daar lagen de vissersboten, en daar de enorme veerpont, die zonder ons zou vertrekken totdat we geld hadden. Ik verwachtte bijna dat Kyo er een opmerking over zou maken, maar gelukkig hield hij zijn mond.

Jingchang was groot en verwoekerd. Het lag wijd uitgestrekt tussen de duinen, ruim opgezet in de buitenwijken en volgepakt in het centrum. De kleuren die de gebouwen droegen waren zwart, grijs en dofrood, alsof de zee het felle rood en diepe zwart, zo karakteristiek voor vuurstuurders, had vergrauwd. Zelfs het ochtendlicht kon daar niets aan veranderen. De meeste huizen waren van grijs hout, met afbladderende verf en piepende deuren en ramen. Dichter bij het centrum ging de kwaliteit van de gebouwen omhoog, overigens net zoals de sterke geur van specerijen en vis.

Storm liep vooraan samen met Tess, die de verveelde uitdrukking op haar gezicht niet verborg. Ik wist dat ze een hekel had aan oude, vervallen plaatsen waar niets te beleven viel. Ik vond zelf dat de stad wel een bepaalde schoonheid had. De mensen werkten hard voor hun geld. Er was armoede, geen decadentie. Dit was geen opgepoetste elitestad zoals de caldeira.

Verbonden {VOLTOOID}Where stories live. Discover now