Hoofdstuk 7 - Yoru

16 5 0
                                    

Alamort; Halfdood van vermoeidheid

Ik botste tegen de zijkanten van de koets. Koude rillingen liepen over mijn rug en mijn handen trilden onbedaarlijk. Ik kon niet meer logisch nadenken. Het was alsof een plek in mijn hart waar eerst iets zat leeg was. De stekende pijn in mijn borst wilde maar niet weg gaan en met elke hobbel kromp ik in elkaar. Het liefst wilde ik mijn ogen sluiten en nooit meer opendoen, maar ik mocht niet opgeven, ik mocht niet achteroverleunen, ik mocht niet... ik mocht niet zwak zijn.

De koets stopte langzaam. Het hobbelen werd minder.

Vader stond als eerst op, daarna Judi. Als laatste mocht ik uit de benauwde ruimte stappen.

Ik stond wankel op. Het voelde alsof mijn benen het elk moment konden begeven. Ik drukte mijn nagels in mijn handpalm. Ik moest door. Het maakte niet uit hoe vaak ik zou verliezen, als ik maar bleef vechten!

Ik liep als in een waas achter vader en Judi aan. De deuren gingen open. Ik zag de dienstbodes naar ons kijken met de blik die ze altijd hadden. Het was een soort mix van afschuw, jaloezie en onderdanigheid.

"Ga!" riep Judi kribbig toen we in de hal stonden.

Zo snel als ik kon zonder door mijn benen te zakken, maakte ik me uit de voeten. Judi klonk bozer dan anders en ik wilde echt niet nog meer klappen. Ik wist niet of ik dat op dit moment aan kon.

Ik wilde de trap op rennen, maar bedacht me en verstopte me achter de trap, in de bezemkast. Ik rolde me op tot een balletje. Het was stoffig en donker en er stonden allerlei dozen met houdbare etenswaren en schoonmaakspullen.

Tranen stroomden opnieuw over mijn wangen, zoals zovelen voor hen hadden gedaan. Ik keek naar mijn handen; zelfs door de waas van mijn tranen heen zag ik ze trillen. Voorzichtig wiegde ik mezelf heen en weer. Hier hadden we afscheid genomen. Was mijn make-up uitgelopen en had ik bijna Kyofu's tuniek verpest.

De kou van de houten vloer trok langzaam omhoog, in mijn kleding. Of mijn handen nu trilden van angst of verdriet of van de kou wist ik niet. Langzaam sloot ik mijn ogen. De kou zou verdwijnen, net als de pijn in mijn borst en mijn hart zou zichzelf helen. Ik moest het alleen tijd geven, tijd die ik misschien niet had. Tijd die zo tergend langzaam voorbij kroop dat het me misschien wel tot waanzin zou drijven.

Mijn ademhaling werd rustiger en langzaam viel ik in slaap.

"Pang!"

Ik keek op. Er zat een kleine Cassandra op een bed. In haar hand hield ze de restanten van een beeldje. Haar ogen waren glazig door de tranen.

Er was buiten iets gaande. Ik liep weg van Cassandra naar het kleine raampje in de kamer. Ik zag lichtjes en mensen, maar ik kon niet zien wat er gebeurde. Het gejoel van de mensen werd zachter. Ik kneep mijn ogen tot spleetjes om te zien wat er gebeurde, maar alles was wazig. Ik kon iets van een podium onderscheiden. Plots realiseerde ik me wat er aan de hand was. Dit was een executie.

Het gesprongen beeldje was waarschijnlijk Cassandra die er heel hard in had geknepen!

Ik keek weer naar het meisje op het bed. Haar gave huid en goudblonde haren.

Ik glimlachte. Ze leek zo onschuldig. Ik keek nog een keer naar het venster in de muur. Het gejoel was gestopt. Prinses Cassandra zat nog altijd bewegingsloos op het bed. Ik liep naar haar toe. Ze zag er zo klein en onschuldig uit.

Ik legde mijn hand op haar schouder, maar er gebeurde niets. Ze reageerde niet, ze bleef bewegingsloos zitten waar ze zat.

"Cassandra?" Mijn stem galmde door de ruimte. "Cassandra?"

Verbonden {VOLTOOID}Where stories live. Discover now