28

2.2K 165 11
                                    

POV ALLISON

Ik word een beetje wakker en doe mijn ogen open. Het witte licht verblind mij even voor een paar seconden en ik realiseer me weer dat ik in het ziekenhuis lig. Naast mij hoor ik stemmen van jongens. In een fractie van een seconde weet ik wie het zijn.

Ashton.

Michael.

Calum.

Waar is Luke?

Ik versta niet helemaal waar ze het over hebben omdat ze dicht bij elkaar zitten en ik hier op het bed lig. Ik probeer de aandacht te krijgen wat me uiteindelijk ook lukt.

'Jongens volgensmij word ze wakker denk ik.' Fluisterd Ashton tegen de andere.

Ik hoor stoelen schuiven en een warme hand de mijne vastpakken.

'All?' Ik open mijn ogen en zie iets wat schuin boven mijn hoofd zit en het felle, irriterende licht tegenhoud. Een hoofd. Als ik iets specifieker ben is het van Calum.

'Hey.' Klinkt mijn schorre stem door de ruimte. Het liefst wou ik nu dat Luke bij me was. Dat ik hem kon knuffelen en niet meer loslaten. Maar Calum mag niks weten. Nu nog niet.

Kan ik het wel überhaupt tegen Ashton en Michael zeggen? Ik bedoel, Calum is hun beste vriend. Straks vertellen ze het aan hem en dan kan ik Luke nooit meer zien of zo iets. Never.

'Het spijt me, het spijt me zo verschrikkelijk erg.' Fluistert Calum in mijn oor. Even volgt er een gespannen stilte waar alleen het geluid van de tikkende klok, en de mensen op de gang zijn. Niemand durft wat te zeggen.

'Het is niet jouw fout Cal' probeer ik hem te sussen. Maar hier was ik al bang voor. De tranen beginnen sneller over zijn wangen te lopen en hij haalt ongeconcentreerd adem.

'Het is wel mijn fout. Als wij geen fucking ruzie hadden lag jij niet in coma' schreeuwt hij naar me. Ik haat dit. Als er een ding is waar ik niet tegen kan zijn het mensen die tegen mij schreeuwen. Het herrinerd me aan Carter. Een schuldgevoel baant zich samengemengd met schrik door mijn lichaam en ik voel mijn ogen waterig worden. Langzaam begin ik te snikken. Ik zie dat Calum iets wil zeggen maar Ashton hem een dodelijke blik geeft.

Toch probeerd hij dichterbij het bed te komen maar ik denk dat maar niet.

'Kom niet dichterbij' waarschuw ik hem en de andere. Dan komt er een beeld in me op en ik herken het gelijk. Ik loop net uit de bus en hoor iemand mij roepen. Dat was Carter. Mijn beeld word weer normaal en ik zie dat Calum wéér probeert dichterbij te komen.

'Ik zei kom niet dichterbij!' Schreeuw ik naar hem. Weeral veranderd mijn beeld naar Carter die naar me toe loopt.

'Kom niet dichterbij zeg ik je!' Roep ik naar hem. Hij begint te grijnzen. Langzaam maar zeker loopt hij sneller naar me toe en binnen een fractie van een seconde sleurt hij me mee een steeg in. Ik begin te gillen. Te gillen alsof het mijn enige redding is. Ik voel dat ik begin te trillen en mijn beeld veranderd steeds naar Calum en weer naar Carter. Mijn. Getril begint steeds heviger te worden en ik hoor een piepje afgaan. Ik probeer mij te bewegen en zie doktoren mijn handen vastpakken. Een seconde later zie ik Carter naar mijn handen grijpen en ze met volle vaart tegen de muur aangooien. Het piepje word steeds luider en mijn beeld zwakker. Het laatste wat ik hoor is de stem van Carter.

'Je bent nog niet van me af'

Run Away//5sos DISCONTINUED Where stories live. Discover now