Hoofdstuk 11

9.3K 657 234
                                    

[a/n Hii! Welkom bij het begin van het GROOTSTE hoofdstuk in de geschiedenis van mij. 4488 woorden! Dat is bijna 4x het dubbele van de normale hoeveelheid! Ik wens jullie allemaal een fijne kerst en alvast een gelukkig nieuwjaar! Xxxxxxx]

Met een rode kop stampte ik het restaurant uit. Stoom kwam me uit mijn oren. Klootzak die hij was. Onbeschofte, ongemanierde... Walgelijk. Misselijkmakende kwal! Ik stormde als een dolle stier die achter een rood doek aan zit de straten door, terwijl warme tranen over mijn wangen liepen.
Halverwege de straat zwikte ik door mijn enkel. Ik vloekte van de onverwachtse pijn. Mensen die om me heen stonden en liepen keken me aan. Ik vloekte weer en schopte toen allebei de zwarte pumps uit. Die zou ik toch nooit aan doen. Kutdingen.
Ik hief mijn arm en smeet allebei de schoenen met een enorme vaart bovenop het dak van een van de winkels. Op blote voeten liep ik verder. Het kon me echt geen reet schelen dat iedereen me aankeek. Laat ze lekker kijken. Tranen biggelden over mijn wangen, maar ik veegde ze weg. Zwarte mascara vegen bleven achter op de palm van mijn hand. Ook dat nog! Ik hoorde iemand mijn naam roepen, maar ik negeerde het. Ik hoefde Ian niet. Mijn vingers, rood van de kou, grepen naar mijn zelf ingevlochten haar, en haalde de spelden en elastiekjes er uit.
Meteen viel mijn rood/oranje haar over mijn schouders zoals ik het fijn vond.
Weer klonk mijn naam door de straat. Maar ik luisterde niet. Met ferme stappen liep ik door. Tot ik werd tegengehouden door een ijzersterke arm. Ik werd omgedraaid.
"Wat?!" snauwde ik met overslaande stem.
Ians ogen keken me aan. "Kom op, schatje. Kom mee naar huis. Dit is niets voor ons, wij-"
"Wij? Wij?!" ik verhief mijn stem. "Ik zie geen wij, hoor Ian. En volgends mij zie jij dat ook niet! Het enige wat jij ziet is: 'Mij, mij, mij. Ik, ik, ik' ! Ziek word ik er van. En laat me verdomme los voor ik ga krijsen!"
"Liefje, schatje, dit ben je niet. Doe nou even rustig, dan neem ik je mee naar huis en dan-"
"Geen denken aan. En haal nu je hand van mijn schouder of ik bel 1-1-2." Ik keek hem met ijzige ogen aan. Een hele tijd bleven onze blikken in elkaar geklikt. Toen verliet Ians hand langzaam mijn schouder. Zijn ogen waren van woedend naar zacht gegaan. "Kom op, Marry. Kom alsjeblieft thuis."
Ik zweeg. Ja, ja, ja, ja! Krijste mijn hart. Nee, nee, nee, nee! Gilde mijn verstand. Mijn ogen dwaalden af naar de knipperende lampjes in de straat. Kerststerren hingen voor de ramen en hingen aan de straatlantaarns. Koude lucht kwam via mijn neus naar binnen, en verliet mijn lichaam warm en in de vorm van wolkjes.
Sterren straalden op ons neer. Maar geen een van de sterren die zo mooi straalden gaf me de kracht om iets te zeggen. In plaats daarvan zweeg ik. Ik merkte niet hoe Ian een zachte kus op mijn wang drukte.
Ik merkte niet hoe de straat steeds rustiger werd, tot er niemand meer was behalve ik.
Ik merkte niet hoe alleen ik was. Hoe gebroken. Nee, in plaats daarvan keek ik naar de sterren, terwijl tranen over mijn wangen stroomden.

's Nachts kon ik niet slapen. Ik bleef wakker; rechtop zittend in mijn bed. Het was zo stil in huis, het maakte me bang. Iedereen van wie ik hield was weg: Fabian, Ian, Adem, mama, papa. De eeuwige tranen waren opgedroogd, maar ik huilde nog steeds. Ik perste mijn lippen op elkaar, zodat de klanken van mijn gehuil niet te hard klonken. Het hielp niet. Ik legde mijn hoofd op mijn knieën en huilde. Mijn schouders schokte, mijn longen barste. Gierend haalde ik adem.
Een uur later was ik nog wakker, maar deze keer zat ik niet in mijn eentje midden op het grote tweepersoonsbed maar tegenover de belachelijk grote kerstboom. Ik had de lampjes aangezet en keek er treurig naar. Helemaal alleen. Terwijl iedereen buiten iemand had om vast te houden in hun slaap.

~~

Toen tegen half zeven 's ochtends de wereld langzaam wakker werd, stond ik op. Mijn gewrichten knakten. Ik strompelde naar de keuken en maakte met veel moeite een kopje koffie. Bij het eerste slokje verbrande ik mijn tong en ik barste in een hoestbui los. Gadverdamme. Ik was vergeten hoe verschrikkelijk vies zwarte koffie was. Het huilen stond me nader dan het lachen toen ik het kopje koffie met een gezicht alsof ik citroen had gegeten door mijn keel liet glijden. Bah. Een vies kopje koffie voor een vieze dag. Of een vies leven. Ik wreef in mijn vermoeide ogen en zuchtte. "Dat heb je weer lekker voor mekaar, Mariah."
Ik donderde het lege kopje in de gootsteen en strompelde naar de bank waar ik uitgeput in slaap viel, ondanks de cafeïne die al langzaam door mijn bloed begon te stromen.

The Men On My Mind (deel2)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu