Hoofdstuk 37

14.5K 686 74
                                    

Hoofdstuk 37


Met grote ogen staarde ik de twee mannen in uniform voor mij aan. 'Mogen wij even binnen komen?' vroeg een van de agenten. Ik stapte keurig opzij, en beide liepen ze mijn huis binnen. Zenuwachtig begon ik aan mijn shirtje te frunniken. 'We komen voor Finn Riders? Wij hebben vernomen dat hij hier een tijdje verblijft?' vroeg de andere agent, en knipperde overdreven met zijn groene ogen. 'Ik zal hem even halen', zei ik behulpzaam, en stormde de trap op. Mijn hart bonsde in mijn keel, van het rennen uiteraard, maar ook van het feit dat de politie bij mij binnen stond. Ik opende de deur, en keek in de fonkelende blauwe ogen van Finn. 'Gaan we afmaken waar we aan begonnen zijn?' vroeg hij onschuldig.

Ik schudde mijn hoofd. 'Uhm Finn... de politie is hier beneden.'

Fronsend keek hij mij aan, en toen werden zijn ogen zo groot als schotels. 'Oh shit. Vanwege Rowan?'

Ik haalde mijn schouders op, al had ik hetzelfde vermoeden. Rowan had zijn neef aangegeven. Finn haalde een hand door zijn warrige blonde haren heen. 'Dan kan ik hem ook aangeven, niet?' vroeg hij onzeker.

Mijn hoofd maakte een knikkende beweging. Daar had hij een punt. Rowan had Finn net zo goed een paar flinke klappen gegeven. 'En', ging Finn verder, 'jij kan hem aangeven voor aanranding.'

Een bloedsmaak verspreidde zich in mijn mond, wat mij liet beseffen dat ik onbewust op mijn lip beet. 'Ik weet het niet Finn...'

Vol ongeloof staarde hij mij aan, terwijl hij uit bed stapte. Hij schudde zuchtend zijn hoofd, en trok zijn kleren aan. 'Een aanranding is niet goed te praten Eva, dus waag het niet', zei hij waarschuwend, en vervolgde zijn weg naar beneden. Zwijgend liep ik hem gehaast achterna. Finn bekeek de agenten fronsend toen hij voor hun neuzen stond. 'Meneer Riders?' vroeg de agent met de groene ogen vragend aan hem. Finn knikte, en stak zijn hand beleefd uit. 'Agent Steurs', stelde de agent zichzelf voor, en de twee mannen schudden elkaar de hand. 'Er is een aangifte tegen u ingediend, van mishandeling.'

Finn krabde achter zijn hoofd.

'Zou u met ons mee willen gaan naar het bureau?' bemoeide de andere agent zich ermee.

Finn knikte.

'Ik ga ook mee', zei ik plots.

Finn schudde direct zijn hoofd. 'Nee, jij gaat langs Joe.'

Ik wierp een blik op de klok. Het was half vijf. Direct schudde ik mijn hoofd. Ik wilde met Finn mee, ik wilde hem steunen. Finn keek mij strak aan. 'We zijn vandaag nog niet geweest.'

En dat waren de woorden die mij uiteindelijk over de streep trokken. Finn en de agenten verdwenen uit het huis, en niet veel later zag ik Finn instappen, in de politieauto. Een traan gleed naar beneden, en de woorden van Finn galmden na in mijn hoofd. Een aanranding is niet goed te praten Eva, dus waag het niet.


Het was een wonder dat ik heelhuids bij het ziekenhuis aankwam. Mijn gedachten waren bij Finn, waardoor mijn concentratie tot ver onder het gemiddelde zakte. Mijn benen droegen mij door de witte gangen van het ziekenhuis heen, totdat ze halt hielden bij de deur naar Joe. Ik toverde een glimlach rondom mijn lippen, ook al maakte ik mij zorgen om Finn. Ik opende de deur, en wandelde de kamer binnen. Mijn ogen werden groot, en een bredere glimlach vestigde zich rondom mijn lippen. Joe zat rechtop in zijn witte bed. 'Joe', zei ik verrast. Joe kreeg een brede glimlach rondom zijn lippen. Ik liep naar hem toe, en nam plaats op zijn bedrand. 'Sorry dat ik niet eerder kon komen, en dat papa er niet is.' Ik slikte hoorbaar, en even keek Joe mij vragend aan. Een hand liet ik door zijn blonde haren gaan. 'Papa is werken', loog ik soepel, en glimlachte weer naar hem. 'Maar ik beloof je dat hij morgen mee komt.' Al had ik geen idee of ik die belofte waar kon maken. Joe keek mij fronsend aan. 'Hoe was jou dag?' vroeg ik hem snel, om over te stappen op een ander onderwerp. Joe kreeg nog een bredere glimlach rondom zijn lippen. 'Volgens mij was die leuk', zei ik tevreden.

'Oh die was zeker geslaagd, niet waar Joe?' Een stevige vrouw, in verpleegsterskleding, kwam de kamer binnen gelopen. 'Sorry, ik hoorde u gesprek', zei ze, en haar wangen kleurden lichtjes rood. Ik schudde mijn hoofd, ter teken dat het niet erg was. 'Ik ben Amayra', stelde zij zichzelf voor. 'De verpleegster van Joe. Wat raar dat wij elkaar nooit eerder ontmoet hebben.'

Ik kon het alleen maar beamen, en knikte.

'Vandaag heb ik Joe rond gereden door het ziekenhuis, en hij heeft kort met een jongetje gespeeld. Voor zover Joe kan bewegen', zei ze glimlachend. 'Maar het was super leuk, en daar gaat het om', zei ze. Nu pas viel mij op dat ze een klein karretje bij zich had. Ze haalde een plastic bakje, en een slabber tevoorschijn. Zwijgend bekeek ik hoe Amayra de slabber tegen Joe's kin legde, en het plastic bakje op zijn schoot. 'Zou ik er even bij mogen?' vroeg ze mij vriendelijk. Ik knikte, en sprong meteen van het bed af. 'Ik moet hem zo te eten geven, tijdens het revalideren zal hij opnieuw moeten leren eten', zei ze, en glimlachte kort.

'Mag... mag ik het doen?' vroeg ik plots.

Amayra keek mij fronsend aan, maar zuchtte toen. 'Als dit ons geheimpje blijft', zei ze knipogend, en stond op om plaats voor mij te maken. Ik nam haar plaats in, en nam het bestek van haar over. 'Soms brabbelt hij al wat woorden', zei de verpleegster, en knikte goedkeurend.

Ik deed een beetje van het voedsel op de lepel, en duwde die voorzichtig in Joe's mond. Tranen brandden achter mijn ogen. Mijn mannetje. En kijk wat er van hem terecht is gekomen, alleen maar door een stomme lul. Nog een paar keer herhaalde ik het tafereel, totdat Joe zijn mond niet meer opende. Hij had voldoende eten gehad, en Amayra vond het prima dat hij niet meer wilde. Ze begroette mij vriendelijk, en verdween met het karretje de kamer uit. Mijn gedachten gingen weer terug naar Finn. Hopelijk ging alles goed. Een zucht rolde over mijn lippen heen. 'Ah Eva, Amayra vertelde al dat je er was. Goed', de arts van Joe kwam de kamer binnen gelopen. 'Ik heb goed nieuws. We hebben contact opgenomen met het revalidatiecentrum hier in de buurt, en er is plek. En van ons krijgt hij groenlicht', zei hij met een glimlach. 'Morgen komen ze hem halen, om twee uur. U bent verplicht daar wel bij te zijn.'

Een brede glimlach trok aan mijn mondhoeken. 'Dat is geweldig!'

Ik kon hem wel kussen, maar hield mij in. 'En natuurlijk ben ik erbij.'

Bijles, part two Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu