hoofdstuk 3.1.1

240 21 3
                                    

Milo zijn vingers tikt hij tegen de tafel wanneer hij praktisch de klok vooruit aan het kijken is. 

Zijn hoofd gaat alle kanten op. Iets wat hij nog altijd niet had afgeleerd als 14 jarige puber. Zijn zestienjarige broer zat nu ergens een paar lokalen verder voor zijn wiskunde schoolexamen te leren die hij in VWO 4 moest maken. Milo zou allang blij zijn dat hij het vierde leerjaar zou halen op het VWO. 

Zijn gedachten dwalen af naar de afgelopen periode. Er was zoveel veranderd sinds zijn vader een beroerte kreeg. 

De man was wel weer aan het werk maar was nog volledig verlamd in zijn rechterarm. Het duurde een goede drie jaar voordat de man weer überhaupt een dag voor de klas kon staan. 

Rob deed het goed in Eindhoven maar moest daar nog altijd blijven. De dagen werden korter dat hij daar bleef, maar nog altijd miste Milo zijn volwassen broer. 

Koen was ziek geworden. Erg ziek. Suikerziekte. Net als zijn broer, alleen was het bij die jongen beter te reguleren dan bij Rob. Koen wist wat hem allemaal te doen stond en dat was wellicht ook zijn voordeel. 

Matthyas werkte nog altijd op de spoedeisende hulp. Draaide nachtdiensten om zo bij zijn man te zijn. Het revalidatieproces van Roel en Rob had de man bijna de kop gekost, maar hij was er. Matthyas was er altijd. Voor iedereen. 

"Letten we ook nog op vandaag Milo?" 

De scherpe stem van zijn docent economie snijdt zijn ziel in. De jongen was inderdaad erg afgedwaald maar rekende het altijd aan op zijn ADHD. 

"Sorry meneer," zucht de jongen wanneer zijn beste maatje Ralf hem weer aantikt onder de tafel. De jongen giechelt en heeft meteen alweer een nablijf uur aan zijn broek hangen. Soms vroeg Milo zich af of hij niet normaal kon zijn. Gewoon. Niet het kind dat elke dag even langer moet blijven omdat 'zijn gedrag niet acceptabel is'. 

Milo gaat weer rechtzitten en voelt weer een por in zijn zij. Ditmaal was het Tobi. De jongen die al twee keer was blijven zitten en twee jaar ouder was dan de veertienjarige. Hij was net zo oud als Koen maar was nog onverantwoordelijker dan Milo. Toch vond Milo hem geweldig en wilde hij maar wat graag bij hem in de buurt zijn. 

"Hey mijn broer Tristan geeft een feest dit weekend omdat mijn ouders niet thuis zijn. Denk je dat je kan komen?" Tobi kijkt de jongen aan die twijfelend naar hem kijkt. Als hij het voor zou stellen aan zijn ouders, kon hij oprecht zijn spullen gaan pakken. 

Milo wil niet. Hij wil echt niet, maar toch draait hij zich om. "Jouw broer is toch 18? Net als mijn broer? Ik ken daar helemaal niemand." Voordat de jongen verder kan argumenteren waarom het een onwijs slecht idee is, onderbreekt Tobi hem. "Je kent mij toch? En ik heb acht heel veel mensen uitgenodigd." 

"En vinden je ouders het dan niet erg als er zoveel mensen komen?" Milo wilde voor een keer de verantwoordelijke uithangen maar kon zichzelf met een natte vinger overhalen. 

"Miel. Mijn ouders zijn nooit thuis. Die gaan hier nooit achterkomen." 

"Oké," zucht de jongen als hij de bel hoort gaan, "oké ik zal er dit weekend zijn."

*

"Ben thuis!" 

Milo trapt zijn schoenen uit en hoort zijn vader alweer van boven mopperen dat hij zijn schoenen normaal uit moest doen. Zuchtend doet hij zijn veters los en kijkt recht in een paar kleinere schoenen naast die van hem. 

Robbie. 

Robbie was thuis. 

Als de jongste door de tussendeur stormt, ziet hij zijn broer zitten. Samen met Jamie, met wie hij nog altijd een relatie had. "ROBBIE!" 

Milo vliegt op de jongen af en knuffelt hem stevig. "Wat ben je laat Miel," begint een andere stem. Milo kijkt op en ziet verschillende markeerstiften over de tafel liggen. Over een boek hangt Koen gebogen terwijl een bril rustig op zijn neusbrug balanceert. 

Rob deelt een tik uit naar zijn broertje aan de overkant van de tafel en Jamie bemiddeld tussen beide. 

"Hoe was school Miel?" Rob staat op om een glas drinken te halen en Milo neemt plaats op een andere stoel aan de eettafel terwijl hij wat losse papiertjes uit zijn tas vist. 

"Gewoon. Zelfde als normaal."

"Daarmee bedoeld hij dat hij weer na moest blijven," verduidelijkt Koen als hij een pen van Milo moet ontwijken. "Bek dicht Koen." 

Rob kijkt streng naar zijn jongste broertje. "Milo jongen," zucht hij, "zeg eerst even sorry tegen Koen want zo praten wij niet met elkaar. En ten tweede; alweer jongen?" 

"Wow wie heeft er verstand in die hersens getimmerd?" Koen kijkt verbaasd naar zijn oudste broer die hem ook meerdere keren voor het grof van de straat uit had gemaakt. 

Net wanneer Rob zijn broertje wil grijpen, komt Raoul binnengelopen. "Is het alweer gezellig ja? Man waar hebben we het aan verdiend dat jullie alle drie tegelijk zijn beginnen puberen?" 

Raoul plant zijn lippen op Rob zijn voorhoofd en gaat door Koen zijn haren. Voor Milo blijft hij even staan. "Ik zou zweren dat jij eigenlijk twee uur geleden uit zou zijn toch?"

"Sorry pap," zucht de jongen als hij zichzelf in zijn vaders armen lanceert. "Het is oké jongen maar het moet echt stoppen nu. Wat is het nu? Elke dag de afgelopen twee weken?" 

Milo schudt zijn hoofd als hij naar zijn vader kijkt. "Woensdag niet." 

Raoul lijkt de humor er niet uit te kunnen vissen want hij schudt zijn hoofd. "Miel alsjeblieft jongen. Ik ken jou en dit ben jij helemaal niet." 

"Dan ken je me niet goed genoeg," mompelt de jongen onhoorbaar maar hoorbaar genoeg voor Koen die toch medelijden heeft met zijn broertje. 

Raoul had het ook gehoord en wrijft over de jongen zijn arm. "We gaan het fixen jongen," fluistert de man als ook Matthyas de kamer binnen komt lopen. Hij had ochtenddienst en was net thuisgekomen. 

"Ah jongens," lacht de man, "wat fijn dat jullie er zijn joh! Dat is een tijd geleden dat we iedereen aan de eettafel hadden." 

*

Milo hoeft de volgende dag niet na te blijven. Hij is er niet uitgestuurd en wist zich te concentreren. Hij mocht van zijn vaders dit weekend studeren bij iemand anders, mits hij er deze week niet uitgestuurd zou worden. 

"Milo?"

Een man staat in de deuropening en kijkt naar de jongen achterin de klas. Het was de directie en dat kon nooit veel goeds betekenen. 

"Milo van heest. Kan je even meelopen?" 

Daar ging het plan. Recht de prullenbak in. Zonder dat hij iets gedaan had kreeg hij het weer voor elkaar om eruit gestuurd te worden. 

Zuchtend pakt hij zijn spullen in, maar iets zegt hem dat het helemaal niet om hem gaat. Verschillende doemscenario's schieten door zijn hoofd heen. Was het zijn vader die weer een hersenbloeding had? Zijn broer die weer uit de sloot was gevist na een aanval? Zijn andere vader die op zijn werk in elkaar was gestort. 

"Milo het is Koen," spreekt de man uit, "heb jij toevallig iets van medicatie van hem in jouw kluisje? We hebben overal gezocht maar we vinden niks in zijn tas of in zijn kluisje." 

Zuchtend rent Milo de trap af. Tuurlijk had hij de noodmedicatie van zijn broer in zijn kluisje. Hij moest het van zijn vader en nu is hij maar wat blij dat hij daar naar had geluisterd. 

Met trillende handen opent hij het kluisje en schuift hij de medicatie in zijn handen. "Mag ik mee?" vraagt de jongen klein. Hij wilde naar zijn broer. Hij wilde hem zien. Hem vasthouden. 

Maar hij wilde vooral uithuilen bij zijn broer. Het ging niet goed met hem. Niet met Koen maar al helemaal niet met Milo. 

Alles wat de jongen nu wilde was dat het allemaal 10 versnellingen langzamer ging.

hou me vast voor ik valWhere stories live. Discover now