1.8 Broederliefde

286 12 0
                                    


Wolfs en Eva hebben een zaak waarbij een man vermist is uit zijn galerie. De man heeft zijn eigen dood in scene gezet en probeert een van zijn schilderijen te verkopen. Wolfs en Eva staan op het vliegveld met het schilderij. Met een smoes hebben ze de man gevraagd om terug te komen naar de loods voor het schilderij verzonden kan worden. Wolfs en Eva staan samen naar het schilderij te kijken. Eva heeft helemaal niets met kunst, maar Wolfs laat haar de pracht van het schilderij zien. In het schilderij zitten honderden spreekwoorden verborgen. Samen zoeken ze naar de spreekwoorden. Wolfs staat dicht achter Eva, hij kijkt over haar schouder mee. Ze voelt zijn adem in haar nek. Het voelt stiekem best goed.

De man komt aan op het vliegveld en na een confrontatie duwt hij Wolfs met zijn hoofd tegen een kist. Wolfs valt met een hoofdwond op de grond. Eva gaat achter de man aan en houdt hem aan. Ze wil Wolfs roepen, maar ziet hem op de grond liggen. Roepend rent ze naar hem toe 'Wolfs?! Wolfs?!' ze gaat op haar knieën bij hem zitten en kijkt naar zijn hoofd 'shit' mompelt ze. Eva zoekt in Wolfs jasje naar de portofoon '1123 voor Limburg-Zuid, er is een collega gewond geraakt. Kan er met spoed een ambulance komen?' ze buigt zit over Wolfs heen en probeert zijn hoofd stil te houden 'oh man, doe niet zo eng'. Wolfs probeert omhoog te komen, maar Eva houdt hem tegen 'Nee, nee, nee, blijf liggen. Blijf liggen, er komt een ambulance aan. Blijf maar liggen' er klinkt een lichte paniek in haar stem. Wolfs legt zijn hoofd weer op de grond en Eva gaat voorzichtig met haar hand door zijn haar. Ze kijkt bezorgd naar de achterkant van zijn hoofd. Twijfelend vraagt ze 'wil je dat ik je vriendin bel?' Wolfs opent zijn ogen en kijkt verbaasd 'mijn vriendin?' vraagt hij, hij heeft duidelijk geen idee waar Eva het over heeft. 'Ja, die met dat korte rokje en die cabrio'. Er komt een kleine lach op het gezicht van Wolfs 'dat is de makelaar. Die heeft een huis gevonden voor m'n dochter'. Eva kijkt naar Wolfs 'Ohja' hersteld ze zich 'ja, dat dacht ik al. Wie wil er nou wat met jou'. Wolfs grijnst zonder dat Eva het ziet.

In het ziekenhuis aangekomen, blijkt het allemaal mee te vallen. Wolfs heeft een flinke hoofdwond. Hij kan nog een paar dagen last hebben van hoofdpijn, maar verder is het niets ernstigs. Eva en hij gaan terug naar het bureau en sluiten de zaak af. Wanneer Wolfs naar huis loopt, ziet hij Romeo voor de deur van Fleur staan. Hij houdt een bos rozen omhoog en Fleur laat hem binnen. Wolfs voelt boosheid, het liefst wil hij meteen naar binnen rennen en Romeo naar buiten sleuren, maar hij besluit door te lopen.

Wolfs loopt wat doelloos door de stad. Hij denkt aan Fleur. Had hij het anders aan moeten pakken? Hij wil graag een band met haar opbouwen, maar hij heeft het gevoel dat hij haar alleen maar meer van zich afstoot. En dan heeft ze ook nog een relatie met Romeo. Dat maakt het allemaal nog veel erger. Niet alleen werkt hij met Romeo, maar het is een politieman. Hij wil niet dat zijn dochter een relatie heeft met een politieman. Hij piekert een tijd lang. Hij moet er iets aan doen. Hij moet met Romeo praten. Romeo moet het maar uitmaken met Fleur. Maar Fleur mag er dan weer niet achter komen dat hij ervoor gezorgd heeft dat Romeo het uitmaakt. Dat vergeeft ze hem nooit. Hoe kan hij dit dan aanpakken. Ineens ontwaakt hij uit zijn gedachte. Hij heeft zolang rondgelopen, dat hij niet meer weet waar hij is.

Wolfs kijkt om zich heen. Loopt nog wat straten door, in de hoop dat hij iets herkend, maar hij heeft geen idee waar hij zich bevindt. Hij weet nog dat hij de Maas overgestoken is, dus als hij nu de Maas kan vinden, dan moet hij in ieder geval weer terug oversteken. Misschien dat hij dan iets herkent. Hij besluit een man op straat aan te spreken. De man wijst hem hoe hij zo snel mogelijk bij de Maas komt. Zodra Wolfs daar is kijkt hij links en rechts, op zoek naar een brug om over te steken. Maar die ziet hij nergens. Hij besluit linksaf te slaan en door te lopen tot hij een mogelijkheid heeft het water over te steken. Niet veel later ziet hij eindelijk een brug in de verte opdoemen. Hij versneld zijn pas en steekt de Maas over.

Aan de andere kant van het water kijkt hij opnieuw naar herkenningspunten. Hij ziet wel wat gebouwen die hij denkt te herkennen, maar geen idee hoe hij vanuit hier naar de Ponti moet lopen. Opnieuw besluit hij iemand aan te spreken en de weg te vragen. Nadat een oude vrouw hem gewezen heeft hoe hij moet lopen, besluit hij dat hij echt de weg in Maastricht eens moet gaan leren. Dit wil hij niet meer meemaken.

Een half uurtje later komt Wolfs eindelijk aan in de Ponti. Hij loopt naar de keuken en ziet Frank, die net klaar is met zijn werk. Wolfs verteld kort over zijn dag, waarna Frank hem de tafel wijst en aangeeft dat hij even moet gaan zitten. Frank loopt naar de kast en pakt een mooie fles wijn. Hij verteld iets over de wijn en schenkt een glas in voor Wolfs 'misschien is dit wel een leuk cadeautje voor je dochter. Als cadeautje voor haar nieuwe kamer'. Wolfs knikt 'is ze er blij mee?' vraagt Frank Wolfs, doelend op de kamer. Wolfs reageert laconiek 'wat denk je zelf?' Frank kijkt hem glimlachend aan 'ik denk dat ze blij moet zijn met een vader zoals jij'. Wolfs grinnikt een keer 'ik ben bang dat ze daar heel anders over denkt'. Frank verheft zijn stem 'Wat een gekwazel man! Jij bent een goede vader. Die zijn portemonnee trekt als dat nodig is. Kom op man!' Enigszins verbaasd kijkt Wolfs op. Hij heft zijn glas richting Frank 'Salut!'. Frank klinkt met zijn glas tegen dat van Wolfs 'Precies, dat dacht ik ook'.

Tussen de regelsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu