13) schipbreuk

27 5 0
                                    

De herfstdagen zijn nog aangenaam warm, maar de nachten niet meer.

Lorelei heeft voor de nacht haar favoriete boom gekozen. Een grote dikke eik uit het begin der tijden die met een dikke stam langs de over staat. Wat verderop toornt een hoge trotse rots.

Een van de takken hangt over het water. Dat is een van de lievelingsplaatsen van Lorelei.
Met haar vingertoppen kan ze net het water raken. Haar korte puntige nagels doorbreken het wateroppervlak van de Rijn.

Wanneer ze haar vingers weghaalt verbreken concentrische cirkels het stille water. Een druppel glijdt van haar vinger af en doorbreekt het fijne cirkel patroon, een nieuw patroon creërend.

Haar lange stijle bruine haar bedekte haar naakte huid. Het wateroppervlak was rimpelloos. Als ze nog iets meer naar beneden keek zag ze haar spiegelbeeld. Haar haar gleed van achter haar oren vandaan en de punten raakten het wateroppervlak.

Zachtjes liet ze zich van de boom glijden, het water in. Voeten eerst en met alle elegantie volgde de rest.

Ze stond tot net aan haar heupen in het kalme water. De punten van haar haar dreven op het water oppervlak.

Langzaam zonk ze door haar knieën en liet ze haar hand door het water gaan, waarna ze langs haar arm weer omhoog kwam en zichzelf waste.

Zachtjes begon ze te zingen. Het warme geluid zweefde over het water.

Hoe verder de nacht vorderde, hoe meer nevel en vervolgens mist zich over het water oppervlak verspreiden.

Voorbij de rots en verder de bocht om voer een schip. Ze hadden hun aankomst in de aanlegplaats gemist, door problemen met de tol betaling.

Aan boord hadden ze enkele kostbare zaken. Duur bewerkte keramiek. Goudstukken. Maar ook wijn, spijkers en houtskool.

Bestemd voor de heren van de Rijn.

De roeiers aan boord hadden weinig werk. De stroming was compleet afwezig. Maar ze hoorden ook het water niet kletsen tegen de rotsen. Het was daarbovenop ook een maanloze nacht.

Met all uitkijkers mogelijk lukte het hen met moeite om de weg af te leggen.

"Hoor!" riep iemand aan boord.
Iedereen rond hem die het gehoord had bleef staan om te luisteren.

In de verte nog, maar toch al duidelijk hoorbaar, was een stem te horen. De mist maakte het onmogelijk om in de verte te kijken, dus was de enige optie om in de verte te luisteren.

Verder in het schip hadden meer mensen lucht gekregen van de mysterieuze stem.

"Iemand roept ons!"
"Het zijn spoken!"
"Kop dicht."
"Het is een vrouw."

Eindelijk zei iemand nog eens iets intelligent.
"Uitkijken mannen! De bocht in de rivier komt eraan!"

Maar het viel in dovemansoren. De bemanning was veel te druk bezig met het plaatsen van de stem.

"Zou de stem ons de weg wijzen?"
"Dan hadden ze een vuur gebruikt. Domkop."
"Hei!"

"Misschien is het een ander schip? Misschien hebben ze geen misthoorn?"

"De misthoorn!"

Iemand ging achter de hoorn, maar het was al te laat. De bocht in de rivier kwam eraan. En wat er ook aan de andere kant zat geluid te maken, ze waren zo dichtbij.

Omdat de mannen zo op elkaar aan het roepen waren hield de stem plotseling op. Uit de mist doemde plots de rots op. Onaangekondigd in de duisternis.

De boeg van het schip raakte iets en ook de romp was algauw vastgelopen.
De scherpe rotsen scheurden het hout kapot en binnenstromend water maakte al snel het verschil.

"Verlaat het schip!"
Iedereen riep hetzelfde, maar in de chaos klonk het als een onverstaanbaar geschreeuw. Veel mannen sprongen in het diepe water, anderen hadden langer nodig. De meesten konden immers niet zwemmen.

Ze gebruikten elkaar als reddingsboeien en duwden elkaar onder om zelf maar boven te blijven.
Houtskool dreef op het water.

Enkelen bereikten de oever. Maar voor de meesten was de Rijn te machtig.

Lorelei (herschrijven)Where stories live. Discover now