51) tijdelijke rust

16 3 0
                                    

Na twee dagen in bed gelegen te hebben was hij eindelijk genoeg hersteld om de trap op te lopen.

De benedictinesse had na een paar uur al de verbanden om zijn handen weggehaald en geloofde er nu wel in dat de wonde op zijn hoofd zonder haar aanwezigheid kon herstellen.

Op zijn kamer zag hij inderdaad een knapzak staan. Onaangeroerd stond het ding bij hem op de tafel. Hij liep er naar toe en deed het open.

Zijn hand voelde stof en hij trok het eruit. Het was de jurk die hij aan Lorelei had gegeven. Huilend zakte hij door de knieën.

Ze had hem laten zitten. Hij voelde het direct. Dit was een afscheid. Alles kwam nu terug. De heuvel, het water en de steen.

Ze had hem uit het water getrokken. Ze had hem niet gewekt zoals ze bij Machteld gedaan had. Lorelei had hem laten liggen.

Hij hield de stof dicht tegen zich aan. Arent had haar nochtans verzekerd dat de kleren alleen voor haar waren. Maar ze had ze teruggebracht. Ze had van zijn bewusteloosheid gebruikt gemaakt om de kleren aan hem terug te schenken door ze op zijn paard te binden.

Hij rook het leer van de zak in de kleren. Hij keek naar buiten. Naar de kamer van Gijsbert tegenover hem en het Rijnland in de verte.

De wonde op zijn hoofd klopte. Omdat hij al op de grond zat leunde hij tegen zijn bed.

Beneden in de ridderzaal waren Machteld en Gijsbert. Gijsbert was doodop. Hij zat onderuitgezakt op een stoel. Machteld stond naast hem.

"Denk je dat Arent zich ondertussen alles zou herinneren?" vroeg hij aan Machteld.
Ze hief haar schouders op.
"Ik wilde hem er niet onmiddellijk aan herinneren. Hij was eindelijk wat aanspreekbaar."

Gijsbert knikte. Niet dat Machteld dat kon zien. Maar ze hoorde zijn zucht.
Hij had enkele dagen van angst achter de rug. Arent die weggestormd was en dat paard dat dan alleen terug komt. Een nieuwe schipbreuk klacht. De bisschop die waarschijnlijk wel snel een antwoord verwachtte.

Het was dan ook enkele dagen chaos. Chaos die Arent in zijn bed doorbracht.

Toen hij toch eindelijk lang genoeg kon rechtstaan en lopen kwam hij op een ochtend vroeg aan in de ridderzaal. Gijsbert zelf was er ook nog maar net.

"Waarom slaap je niet uit?" vroeg Gijsbert.
"Ik kon niet meer slapen. Ik heb drie dagen niets anders gedaan."
"Wil je iets doen vandaag?"
"Ik wil naar de Rijn. Ik wil zien waar ik gevallen ben. Ik wil weten wat er gebeurd is. Misschien als ik daar ben dat ik het me weer herinner."

Gijsbert knikte dat hij dat begreep. Maar hij wist niet dat Arent loog. Hij herinnerde zich wel wat er was gebeurd.

"Ik zal een soldaat met je meesturen. Voor als het niet meer zou gaan."
Arent knikte en liep naar buiten. Gijsbert sprak iemand aan en gebood die mee met Arent te gaan.

Arent zou die soldaat wel kwijt weten te raken. Dat was hem alle keren daarvoor ook gelukt.

Maar de zang van Lorelei. Dat mocht hem nooit meer in het leven ontbreken.

Lorelei (herschrijven)Where stories live. Discover now