Hoofdstuk 77

88 14 0
                                    

'Morgen zal ik jullie niet langer lastigvallen', zeg ik met een glimlachje, maar Toia glimlacht niet terug. In plaats daarvan is haar blik serieus geworden, maar ik heb geen idee waar ze aan denkt.

'Kom, ik moet je nog wat vragen.' Ze trekt me aan mijn arm weg van de groep. Niemand let echt op ons. Ze brengt me naar een meer afgelegen hoek aan het einde van de straat achter de tunnel. De muren zijn beklad vervaagde graffiti-tekeningen waarvan het niet duidelijk is wat het precies moet voorstellen. Er is hier niemand anders, maar dat lijkt juist de bedoeling te zijn geweest van Toia, want ze gaat op de grond zitten. Ook ik laat me na een aarzeling op de grond neerzakken, wat een opluchting is na de hele tijd te hebben gelopen. Ze maakt geen aanstalten om tot het onderwerp te komen waarom ze me hierheen heeft gehaald, dus begin ik maar.

'Waarom woon je hier?' Ik kan me niet voorstellen dat iemand hier vrijwillig woont. Er moet iets gebeurd zijn of iets dergelijks waardoor ze niet meer thuis woont en nergens anders een plaats kan vinden. Toia haalt haar schouders op.

'Problemen met mijn ouders. Uiteindelijk werd het me teveel en ben ik weggelopen. Ik kende al enkele mensen van de bende, dus toen ik geen andere plaats meer had, lieten ze me meteen hier toe. Het is misschien voor buitenstaanders niet te zien, maar voor mij zijn ze als een familie. Ze waren er voor me toen er niemand anders was.' Haar openheid verbaast me. In Mystic Valley was niemand zo openlijk, iedereen leek altijd geheimen te hebben, bovenal Thomas.

'Ik denk dat ik het soort van begrijp.' Het is hetzelfde idee als hoe ik mijn vrienden in Mystic Valley als een soort familie zie. Het zijn misschien dan wel niet de beste omstandigheden, maar ze staan wel voor me klaar, zelfs Noah, op zijn manier. Ik weet dat hij het alleen uit opdracht deed en had geprobeerd het anders te laten eindigen.

'Maar goed. Waar ik het over wilde hebben. Ik hoop dat je niet teveel met dat hele cyborg gebeuren zit.' Enigszins ontsteld kijk ik haar aan. Hoe kan ik me er niet continu bewust van zijn? Zelfs terwijl ik niet eens zeker weet of ik een cyborg ben, voel ik me al minder verbonden met de mensen. 'Aangezien wij het al niet kunnen zien, denk ik niet dat een normaal mens erachter zal komen dat je misschien niet volledig menselijk bent.' Blijkbaar moet dat een geruststellende opmerking zijn, maar zo voelt het voor mij niet. Het betekent dat ik niet snel zeker zal weten wat ik precies ben. Daarbij is mijn grootste zorg niet dat anderen me doorhebben, eerder de angst dat er dingen in mijn hersenen aangepast zijn of iets dergelijks en ik niet mezelf meer ben. Na al uren bij bewustzijn te zijn en me niet echt anders te voelen is die angst een beetje gezakt, maar het is nog steeds aanwezig.

'Zijn ze hier niet zo accepterend naar cyborgs?'

'Jawel hoor, het is echt niet alsof ze jacht op cyborgs maken ofzo hoor', antwoordt Toia sarcastisch.

'Wacht wat?' Vol verbazing kijk ik haar aan. Is dat een grapje of niet?

'Ik weet niet of het klopt, maar het lijkt me niet dat de regering enthousiast wordt van cyborgs. Cyborgs en AI zijn sterker dan mensen. AI zijn te controleren, dat denken ze tenminste, maar cyborgs niet. In hun ogen zijn we onvoorspelbaar en onbestuurbaar waardoor we een gevaar vormen.' Dat klinkt aannemelijk, maar geen geruststellende gedachte. Het lijkt me niet dat de bazen nog achter me aan komen, maar ik denk niet dat het handig is als de regering me achterna komt, aangezien ik niet weet of die samenwerken met de bazen. De bazen zijn AI, in principe zou dat moeten betekenen dat ze een maker of eigenaar hebben, maar ze lijken me ook behoorlijk losgeslagen. Het enige wat ik met zekerheid kan zeggen is dat ik het liefst zoveel mogelijk onder de radar blijf totdat ik mijn ouders heb gevonden.

'Waar ga je eigenlijk hierna heen?' Haar vraag doet me opschrikken uit mijn gedachten. Haar blik blijft even op me gericht en ik besluit dat ik het beste eerlijk tegen haar kan zijn. Ze heeft mij ook in vertrouwen genomen met allerlei dingen. Het kan geen kwaad om haar te vertellen dat ik geen idee heb, misschien kan ze me zelfs verder helpen.

'Om eerlijk te zijn weet ik het niet. Ik moet mijn ouders zien te vinden, maar ik weet niet eens waar ik moet beginnen.' Toia staart even nadenkend voor zich uit voordat ze antwoord geeft.

'Oxford. De bibliotheek daar bevat een database van alle mensen op aarde. Via daar zou je een adres moeten kunnen vinden. Er gaan genoeg bussen vanuit London naar Oxford en als je eenmaal daar bent, vind je de bibliotheek vanzelf.' Zodra ze de stad Oxford noemt flitsen er allerlei beelden langs op mijn netvlies, maar dit keer ook teksten. Oxford, voormalig universiteitsstad, nu staat het vooral bekend als de enige stad die niet volledig is gemoderniseerd. Aangezien de befaamde Bodleian Library ooit een van de grootste verzamelingen boeken ter wereld opgeslagen had, was het vooral symbolisch besloten om daar de WID, The World Inhabitants Database, op te slaan. De afbeeldingen voor mijn netvlies zijn dat van allerlei oude gebouwen. Ze zijn prachtig en hebben een bijzonder soort charme. Zo snel als dat de beelden gekomen zijn, verdwijnen ze ook weer. Enigszins verward door de stroom aan informatie probeer ik me Toia's opmerking te herinneren, het plan hoe ik in Oxford moest komen voor de database.

'Ik denk alleen dat bussen geld kosten.'

'Dat regel ik wel.' Ik kijk

even naar de jongeren onder de brug. Het ziet er niet naar uit dat ze veel geld hebben.

'Dat kan ik niet aannemen', begin ik, maar Toia schudt al haar hoofd. Tegelijk drukt ze me een briefje van twintig in mijn handen.

'Zonder jou zouden we niet weg zijn gekomen uit dat hol vol robots. Zie dit als een bedankje.'


Untold Tales (Nederlands)Where stories live. Discover now