Hoofdstuk 40

117 17 0
                                    

'Emily.' Ik kijk op en zie Noah staan. Hij staat met zijn handen in zijn zakken en kijkt naar me. Ik heb geen idee hoe lang hij daar al staat.

'Nog even en je breekt die krat in tweeën als je zo hard neer blijft smijten.' Hij zegt het op een geamuseerde toon, maar ik weet dat hij het serieus bedoeld. Hij heeft waarschijnlijk wel door dat er iets is, maar tot nu toe heeft hij nergens naar gevraagd. Waarschijnlijk verwacht hij dat ik het hem vanzelf wel vertel. En daar heeft hij gelijk in. Ik zal hem vertellen wat er gebeurd is, alleen nog niet nu.

'Sorry', zeg ik en ik til volgende krat op en zet hem wat voorzichtiger dan net op de ander.

'Wat is er aan de hand?' Zijn ogen kijken me doordringend aan vanachter het montuur van zijn bril. Hij lijkt bezorgd. Ik schud alleen mijn hoofd en wil weer verder gaan, maar hij houd me tegen. Hij pakt mijn arm vast. Zijn ogen schieten snel van zijn hand om mijn arm en mijn gezicht. Dan laat hij me haastig los.

'Er zit je duidelijk iets dwars. Je doet al drie dagen zo vreemd.' Drie dagen. Als hij het niet gezegd had, had ik het me niet eens gerealiseerd. Het is drie dagen geleden dat ik erachter kwam dat Thomas een moordende rol is. Drie dagen en nog steeds voel ik me dood vanbinnen. De afgelopen dagen zijn als een waas voorbij gegaan. Alleen Destiny en Liz weten dat ik ruzie heb gehad met Thomas, maar zelfs zij kennen niet het volledige verhaal.

'Er is niets', lieg ik, maar ik weet al dat hij me niet zal geloven. Overtuigend liegen is niet bepaald mijn sterkste punt. Noah kijkt me aan en trekt zijn wenkbrauwen op. Hij lijkt niet bepaald overtuigd.

'Em, je kunt me vertrouwen.' Ik negeer hem en ga verder met de kratten. Ik plaats nog een laatste op de kar en wil hem naar buiten rijden. Maar Noah houdt me tegen. Hij verspert me de weg zodat ik wel moet stoppen.

'Als je jaloers bent omdat je niet zo geweldig kan zijn als ik, kan ik best mijn best doen om minder fantastisch te zijn.' Hij grijnst plagerig en haalt zijn hand door zijn haar. 'Nee grapje. Mijn geweldigheid beperkt zich tot het zeer talentvol ontwijken van kussens, maar verder niets eigenlijk.' Mijn hand kromt zich harder om het handvat van de kar. Waarom moet hij daar nou over beginnen? Ik wil niet terugdenken aan die avond dat we gingen kaarten bij Thomas. Die dag had ik Thomas bijna gekust. Hij had me toen nog in zijn greep gehad.

Noah heeft de plotselinge spanning ook door en fronst nadenkend.

'Heb ik iets fout gedaan?' Hij klinkt zo gekwetst dat ik meteen wil zeggen dat het niet aan hem ligt, maar hij praat zelf al door. 'Ben je boos op me door dat met Destiny? Of over dat gedoe over Donna. Want ik bedoelde het goed met dat ik denk dat we je niet de hele tijd in de gaten moeten houden. Ik wil ook dat je veilig bent, natuurlijk, maar ik... Wacht, je bent toch niet boos omdat ik in de keuken kwam toch, want ik...' Ik onderbreek hem. Hier wil ik niet eens maar aan terugdenken, laat staan zijn excuses over zijn onderbreking horen. Ik moet hem waarschijnlijk zelfs dankbaar zijn dat hij precies op dat moment kwam binnenvallen.

'Ik ben niet boos op je.'

'Pjieuw, dat valt me mee.' Hij doet overdreven alsof hij het zweet van zijn voorhoofd veegt, maar daarna staan zijn ogen weer serieus. 'Wat is er dan wel?' Ik kan me zijn reactie helemaal voorstellen als ik hem de waarheid vertel. Hij zou woedend zijn op Thomas en aan mijn kant staan. Hij haat hem toch al de hele tijd. Noah had al die tijd gelijk gehad: Thomas was een moordende rol en was niet te vertrouwen. Toch zal het toegeven het definitief maken en weet ik niet of ik dat aankan. Maar ook Noah weet van het medaillon. Het is een wonder dat hij daar nog niet naar gevraagd heeft. Op allerlei manieren heeft hij recht op de waarheid en die mag ik hem niet onthouden alleen omdat ik het moeilijk vind de waarheid te erkennen.

'Het is een lang verhaal. Ik zal het je zo uitleggen.' Noah aarzelt even, maar stapt dan aan de kant zodat ik de kar naar buiten kan rijden.

Even later zitten we in het kantoor. Mijn blik valt op de oorbellen die overeenkomen met medaillon. Ik dwing mezelf ze te negeren.

'Oké, ik luister. En we hebben nog een uur totdat Erin terugkomt, dus we hebben de tijd.' Ik adem in en probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. Desalniettemin trilt mijn stem als ik begin te praten.

Ik vertel hem het hele verhaal, vanaf het moment dat ik het briefje vond om naar het bos te gaan. Ik vertel hem over de inhoud van het medaillon en ik vertel over de herinnering waardoor ik weet dat hij gelogen heeft. Als ik klaar ben, voel ik me nog steeds slecht, maar misschien voel ik me ergens ook een heel klein beetje beter. Ik zit er in ieder geval niet meer alleen mee. Noah kijkt me niet aan, maar kijkt strak naar de muur. Zijn diepe frons verraadt dat hij nadenkt, niet wetend wat hij moet zeggen.

'Noah?', vraag ik uiteindelijk. Zijn serieuze blik verandert in een grijns.

'Sorry, ik probeer een antwoord te formuleren waarin ik niet benoem hoe graag ik hem in elkaar zou willen slaan, aangezien ik weet dat je dat niet wil horen.' Het lukt mij om ook een half glimlach te veranderen.

'Te laat, nu was het toch je antwoord.' Hij houdt verslagen zijn armen in de lucht.

'Het is de waarheid. Die gast verdient het!' Zijn onbezorgde reactie weet me enigszins gerust te stellen. Het is fijn om de reactie van iemand te horen die er geen emoties van verraad aan koppelt. Toch blijft er een vreemd gevoel knagen dat ik niet kan plaatsen.

'Tja.' Ik kijk naar mijn handen, die nog steeds gebald op mijn schoot liggen. Het lukt me ze ontspannen zonder dat ze trillen.

'Wat ga je nu doen dan?' Zijn stem klinkt niet langer grappend, maar ernstig. Ik zucht opgelaten. Dat is precies wat ik niet weet. Thomas had me hoop gegeven voor de toekomst. Maar ons plan om mijn geheugen terug te krijgen en zo de moordende rollen te stoppen was van de baan. En het medaillon had ook geen extra informatie gegeven voor het oplossen van de code van de voorwerpen. Het enige wat er dus op zat was verdergaan met ontcijferen van de code alsof er niets gebeurd was.

'Doorgaan met leven, denk ik. We hebben hier nog een hele hoop voorwerpen om te bestuderen.' Noah laat een schamper lachje horen.

'Ik bedoel met het schoft wiens naam we niet zullen noemen. Hij kan niet onbestraft rond blijven lopen!' Noah is tijdens het praten overeind gekomen. Zijn emotie is spontaan omgeslagen naar frustratie.

'We kunnen hem niet daadwerkelijk in elkaar slaan', protesteer ik. Dat zou nergens op slaan en daarbij zou het slechts voor korte tijd voldoening geven.

'Dat is ook niet waar ik op doelde', antwoordt hij grimmig. Mijn ogen worden groot als ik me realiseer wat hij bedoelt.

'Dat... Nee... Ik... We...' Ik weet niet wat ik uit moet brengen. Het idee alleen al is afschrikkend.

'Geef me een rede waarom niet?' Het ergste is nog dat er niets anders dan ernst in Noahs ogen te zien is. Hij meent het echt.

'Dat zou ons net zo erg maken als hen.' Thomas laten executeren zou ons ook tot moordenaars maken.

'Je zegt dat alleen omdat je ergens hoopt dat hij toch onschuldig blijkt en je weer met hem kan zoenen zonder je zorgen te hoeven maken.' Zijn snerende toon verbaasd me. Waarom ziet hij niet in dat het om veel meer gaat. Het gaat om moraal. Ook als het iemand anders zou zijn, zou ik het niet willen doen. Moord kan nooit de oplossing zijn. Ik sla mijn armen over elkaar en ga ook staan.

'Niet waar. Ik denk gewoon dat er ook andere manieren zijn.' Noah snuift hoorbaar.

'Zoals? Stel je voor dat we hem een waarschuwing geven? Of een week geen koekjes meer?' Ik begin nu ook boos te worden. Ik begrijp waar Noahs irritatie vandaan komt, maar het is niet eerlijk dat hij zo tegen mij doet.


Untold Tales (Nederlands)Unde poveștirile trăiesc. Descoperă acum