Hoofdstuk 4

298 24 1
                                    

We lopen een heel eind door het bos. Uit mijn hoofd zou ik nooit de route onthouden. Ik versnel mijn pas zodat ik naast hem kan lopen.

'Met wie gingen we daarheen?', vraag ik. Hij had al gezegd dat Destiny ook mee was, maar ik vraag me af wie nog meer.

'Destiny en een aantal anderen die jij waarschijnlijk nog niet hebt ontmoet', antwoordt hij.

'Waren Rowena en Blaire er ook bij?', vraag ik. Nu kon ik nakijken of ze echt mijn vrienden waren geweest. Thomas knikt.

'Je hebt hen dus al ontmoet.'

'Ja, meer her ontmoet eigenlijk', zeg ik. Thomas lacht. Dan weten we allebei weer niet wat we moeten zeggen en blijven we stil.

Uiteindelijk komen we bij een open plek. We staan bij een grote vijver met helder water. Ik zie een weerspiegeling van de maan in het water. Een groep treurwilgen staat er in een cirkel omheen waardoor het een spookachtig effect geeft. Het kleine beetje licht wat tussen de bomen door schijnt, laat de schaduwen juist nog donkerder lijken. De schaduwen lijken op schimmen, ze bewegen heen en weer met de wind, net zoals de takken van de bomen. In het donker lijkt het op een plek waar een horrorfilm opgenomen zou worden. Ik kan me herinneren wat een horrorfilm is, maar ik kan me geen enkele titel bedenken.

'Is dit het?', vraag ik verrast. Dit leek me nou niet een bepaald een leuke plek om rond te hangen.

'In het donker lijkt het enger dan het overdag is', antwoordt Thomas. Ik kijk nogmaals rond. Het valt me nu op dat er een soort mini pier is gebouwd op het watertje. Ook zie ik dat de stam van een van de bomen versierd is met gekleurde draden.

'Waarvoor is dat?', vraag ik en ik knik naar de draden.

'Toen we hier voor het eerst kwamen heeft Destiny dat gedaan om het hier wat aan te kleden. Ze is er nog niet aan toe gekomen om de rest ook te doen.'

'Hoelang komen we hier al?'

'Een maand of twee. We kwamen hier meestal iedere week, zelfs als het koud is.' Hij kijkt mij ondertussen hoopvol aan, alsof hij hoopt dat ik plotseling mijn gehele geheugen weer terug heb.

'Maar waarom?', vraag ik, dat vraag ik me eigenlijk al de hele tijd af, sinds we hier zijn.

'Het dorp, het is daar soms...', hij zwijgt even. 'Het kan daar heel drukkend zijn. Ik weet niet hoeveel je van het dorp weet, maar er hangt er continu een spanning.'

'Ik weet genoeg om te begrijpen waar je het over hebt', antwoord ik. Ik snap wat hij bedoeld. De rollen. De angst dat iemand die je kent een moordende rol is, die heerst er natuurlijk bij iedereen, niet alleen bij mij. We zwijgen allebei weer.

'En? Kan je je iets herinneren?', vraagt hij en ik hoop zijn hoop in zijn stem. Ik wil hem niet teleurstellen, maar ik wil ook niet tegen hem liegen.

'Nog niet...' Ik kijkt Thomas aan. Hij lijkt zo hoopvol over of ik mijn geheugen terug heb. Geeft hij zoveel om me of hoopt hij zo erachter te komen wie de moordende rollen zijn? Ik loop dichter naar het water. Waarom komt het me niet bekend voor? Thomas kwam me ook bekend voor. Ik ga op mijn hurken bij het water zit en beweeg er met mijn hand doorheen. Het water voelt koud en mijn vingers veroorzaken rimpelingen in het oppervlak. Blijkbaar heb ik hier dagenlang doorgebracht met de anderen. Hadden we hier gezwommen, plezier gehad? Ik hoor Thomas ook het piertje op lopen en hij hurkt naast me neer.

'Gaat het?', vraagt hij bezorgd. Hij klinkt zo oprecht.

'Wat als ik mijn geheugen terugkrijg. Wat heb ik eraan? Het zal me niet bevrijden uit dit dorp, iedereen zal hier nog steeds vast zitten', zeg ik moedeloos. Terwijl ik het zeg, weet ik dat dat is wat ik echt voel.

Untold Tales (Nederlands)Where stories live. Discover now