Hoofdstuk 56

97 20 0
                                    

Thomas

Mijn vingers hebben een abnormaal blauwe kleur, die ik zelfs in het halfduister nog kan onderscheiden. Ze trillen terwijl ik meer aantekeningen in de vloer kras. Als ik hier ga sterven wil ik dat Emily of iemand anders dit vindt, al mijn vermoedens, theorieën en ontdekkingen rondom de moordende rollen, de AI en een mogelijke uitweg had ik hier in de vloer gekrast. Die informatie zou niet verloren mogen gaan. Ik heb geen idee of Emily me vertrouwd, maar ik kon haar niet meer vertellen toen ze twee dagen geleden langs was gekomen. Ik dacht tenminste dat het twee dagen was. De tijd was moeilijk bij te houden. Het zou haar hart breken als ze wist welke rol ze eigenlijk was geweest en ik had nog liever dat ze met haatte dan dat ik haar dat opnieuw aandeed. Het was een impulsieve daad geweest om het briefje met haar rol te verwisselen voor een vervalsing. Officieel is ze nog steeds een moordende rol en dat zou vast ergens bekend worden. We kunnen nog steeds niet samen winnen, niet volgens de regels van het spel. Maar het is mijn doel al lang niet meer om via de regels te spelen. Het was ook niet volgens de regels toen Emily werd aangevallen door haar eigen teamgenoten. We moeten gewoon een andere uitweg vinden. Die hoop is wat me op dit moment staande houdt. Emily is slim, ze kan een uitweg vinden. Het is echt iets voor haar om zelfs in de meest sombere situatie optimistisch te blijven en dat zou ik nu proberen.

Met een krakend geluid gaat plotseling de deur open. Zonlicht stroomt door de kier die steeds wijder wordt en de tocht komt de ruimte binnen. Verblind door het licht knipper ik verwoed om te zien wie er binnenkomt. Het is waarschijnlijk Donna of Myrthe. Toch hoop ik stiekem dat het Emily is.

De persoon in de deuropening komt langzaam, maar met stevige stappen, op me af en torent boven me uit. Ik krabbel overeind en kijk het meisje recht aan. Tot mijn verbazing is het Rowena. Ze ziet er verwilderd uit. Haar kleding is vies en haar haar zit warrig alsof ze in het bos heeft overnacht. Het verband om haar arm is daarentegen nog brandschoon wit, wat me doet vermoeden dat ze dat pas net om heeft. Ondanks alles staan haar ogen helder. Haar zelfverzekerde blik is hetzelfde als altijd.

'Wat doe je hier?' Ik zou weg kunnen rennen. De deur is open, ik zou kunnen vluchten. Toch blijf ik staan. Rowena had als een van de enigen niet tegen me gestemd. Daarbij weet ze als enig ander dat ik Emily's rol weet en waarom ik het voor haar verborgen houd. Als Rowena me komt bezoeken moet dat of zijn om me sowieso wel vrij te laten of omdat het belangrijk is.

'Ik had iets meer enthousiasme gehoopt, maar oké. Je moet meekomen.' Fronsend kijk ik haar aan. Dit betekent dat ik hier weg mag. Ze had echter niets gezegd over of ik daadwerkelijk vrij was. Bij ieder ander zou ik gedacht hebben dat ik naar de hoofdcirkel gebracht zou worden, maar de manier hoe Rowena hier staat klopt niet met die theorie. Ondanks haar verder gehavende uiterlijk op dit moment ziet ze er niet moe uit. Haar blik verraadt ook niets.

'Kom gewoon mee. Ik leg het zo allemaal uit.' Ze kijkt even achterom naar de deur, alsof ze verwacht dat er ieder moment iemand binnen kan komen. Ze is hier dus inderdaad niet uit naam van de hoofdcirkel, ze is juist bang dat ze haar ontdekken. Hoe komt ze dan aan de sleutel?

'Sta niet zo te treuzelen. Kom mee of ik ga weg en laat je hier.' Ze klinkt geërgerd, maar boven alles uit hoor ik de spanning in haar stem. Er is iets ergs aan de hand, daar is geen twijfel over mogelijk. Onmiddellijk volg ik haar naar buiten, waar ze tot mijn verbazing de deur weer op slot doet, maar ik stel geen vragen. Als ze klaar is gooit ze de sleutel door een klein raampje met gebroken glas op de eerste verdieping naar binnen.

'Zo zal het nog wel even duren voordat ze erachter zijn', mompelt ze. Voordat ik de kans krijg om te reageren holt ze al weg. In plaats van het pad te volgen rent ze richting de rand van het bos. Met moeite probeer ik haar bij te houden. Zelfs terwijl ik maar een paar dagen, hooguit een week, heb vastgezeten, merk ik nu al de invloed van het gebrek aan genoeg eten op mijn lichaam. Rowena rent onvermoeibaar voor me uit door het bos. Naast mijn eigen onregelmatige ademhaling, die hortend en stotend zijn best doet om me genoeg zuurstof te geven, hoor ik alleen de vogels, Rowena hijgt niet, haar ademhaling is niet eens hoorbaar. Met een ruk kom ik tot stilstand als er een belletje begint te rinkelen. Voor me lijkt Rowena meteen door te hebben dat ik ben gestopt met rennen en draait zich om.

'We moeten nog verder', is het enige wat ze zegt. Met mijn handen op mijn knieën probeer ik weer op adem te komen. Mijn conditie was echt achteruit gegaan daar. Mijn blouse is nat van het zweet, maar nu ik stil sta koelt dat snel af door de koude lucht.

'Je hebt geen versnelde ademhaling', zeg ik zodra ik weer in staat ben om te praten. Rowena kijkt me verstoord aan, alsof het heel normaal is, maar ik ben zeker van mijn zaak. Zelfs iemand met een hele goede conditie zou nu buiten adem zijn.

'Je bent een AI hè?' Tot mijn eigen verbazing ben ik niet bang, ondanks dat ik heb gezien wat er met Lynn is gebeurd en ik vrij zeker ben dat ze een moordende rol was. Rowena is geen moordende rol, niet alle AI zijn dat. Natuurlijk is het vreemd om te bedenken dat ze niet menselijk is, maar dat was ze al de hele tijd blijkbaar niet. Het verandert in principe niets aan de situatie, alleen aan dat ik het weet.

'Op deze manier kan je er natuurlijk ook achter komen.' Ze probeert achteloos te klinken, maar ik ken Rowena, ze is bang voor hoe ik ga reageren. Bijna alle puzzelstukjes vallen nu op hun plaats. Ze heeft me inderdaad tegen de wil van de hoofdcirkel bevrijdt en ze wilde snel weg omdat ze zouden kunnen ontdekken wat ze werkelijk is als ze haar zouden onderzoeken. Het is me alleen nog niet duidelijk waarom ze me precies bevrijd heeft in de eerste plaats. Het is hoe dan ook een risicovolle zet voor haar dekmantel.

'Je hebt je rol goed gespeeld', reageer ik alleen. Ik zou niet weten wat ik zou moeten zeggen. Rowena knikt.

'Zo goed dat ik het zelf niet eens wist.' Geschokt kijk ik haar aan. Hoe kan je niet weten wat je eigenlijk bent? Als ik een AI zou zijn zou ik dat doorhebben toch? Ik had wel eens gelezen dat ze bij het maken van sommige typen AI probeerden het menselijk brein zo precies mogelijk na te maken, maar het lijkt mij zo dat je je altijd zo realiseren dat je niet volledig mens bent.

'De helft van mijn software is uitgeschakeld. Iedere verbinding met het net is opzettelijk verbroken. Mijn geheugenchip is waarschijnlijk geprogrammeerd met valse herinneringen. Mijn makers lijken er alles aan gedaan te hebben zodat ik het niet wist', gaat ze verder. Zelfs als ik niet te ontsteld zou zijn geweest om te reageren, zou ik alsnog niet hebben geweten hoe ik zou moeten reageren. Het hele idee is zo onwerkelijk en gestoord. Terwijl ik gevangen had gezeten was ik veel bezig geweest met het uitdenken van mijn AI-theorie. In ieder van die theorieën waren de AI zich wel degelijk bewust van wat ze zijn en hun plannen. Toch geloof ik Rowena 's bewering meteen. Het klinkt niet als een leugen, noch als iets wat iemand überhaupt zou verzinnen.

'Ik geloof je', breng ik uiteindelijk uit. Ze kijkt me aan en ik probeer in haar ogen iets te vinden wat duidt op dat ze niet menselijk is, maar er is niets te zien. Het is eigenlijk fascinerend hoe overtuigend ze op een mens lijkt.

'We moeten verder het bos in. Als iemand je ziet zullen ze je opnieuw opsluiten.' Ze heeft een punt, toch wil ik eerst weten waarom ze me bevrijd heeft. Blijkbaar gaan we ons nu verstoppen ergens, dus het is me niet duidelijk wat het dan voor nut had om me te helpen ontsnappen.

'Waarvoor heb je me bevrijd?' Rowena trekt haar wenkbrauwen op.

'Het leek me dat je liever vrij zou zijn. Daarbij weet ik dat je onschuldig bent.' Dat is misschien nog wel een belangrijkere rede dat ik Rowena vertrouw. Emily had me ooit verteld dat Rowena geen moordende rol was, al wilde ze er verder niets over kwijt. Ze had me nooit verteld wie er wel moordende rollen waren. Deze onthulling had desondanks ook al geholpen. Rowena is daardoor de enige die ik kon dat ik wist door wie en waarom Emily was aangevallen. Sindsdien hadden we een soort pact. Ik vertelde haar wat er binnen de hoofdcirkel gebeurde en zij deelde wat ze ontdekte in het pandjeshuis. Ze had me aangespoord om Emily de waarheid te vertellen, maar ik had er mijn twijfels over gehad. Ik wist hoe erg ze haar rol gehaat had, op deze manier was ze van dat leed bespaard. 

Untold Tales (Nederlands)Where stories live. Discover now