Hoofdstuk 46

105 15 0
                                    

Diep in gedachten hang ik mijn jas aan de kapstok. Een rilling kruipt over mijn rug, ik ben veel te lang buiten gebleven.

'We hebben nog zo'n twee uur tot de dorpsvergadering', merkt Noah op terwijl hij op mijn bank ploft. Ik ben blij dat hij niet wacht tot ik hem uitnodig om te gaan zitten, waarschijnlijk zou ik dat namelijk helemaal vergeten zijn.

'Wil je iets drinken?' Noah kijkt nieuwsgierig het huis rond en ik krijg het idee dat hij hier voor het eerst is.

'Heb je cola?' Ik pak twee glazen en schenk een van de twee vol met cola terwijl ik de ander vul met water. Als ik me omdraai om de glazen naar de woonkamer te brengen, staat plotseling Noah voor me. Hij staat zo plotseling dicht bij me dat ik een stap naar achteren doe. Het is bijna eng te noemen hoe stil hij plotseling achter me was komen staan.

'Hier is je drinken', zeg ik opgelaten, terwijl ik hem het glas geef. Hij kijkt me aan van achter zijn bril. Hoewel ik me normaalgesproken best op mijn gemak voel bij Noah, maakt zijn blik nu dat ik me ongemakkelijk voel. Ik hoop dat hij iets gaat zeggen zodat dit moment voorbij is, maar hij kijkt me nog steeds alleen aan.

'Meende je dat wat je zei bij de begrafenis?', vraag ik. Het is meer om een gesprek op gang te brengen, dan dat ik er echt aan twijfel. Toen Tijmen net dood was had hij zich ook schuldig gevoeld. Dat schuldgevoel was waarschijnlijk nog niet helemaal verdwenen. Het was niet kloppend dat hij zich een soort verantwoordelijk voelde voor hen dood, maar wel begrijpelijk.

'Ik had moeten weten dat het de loods was waar de moordende rollen op uit zijn', mompelt hij kwaad. Zijn reactie valt me mee.

'Hoe had je het kunnen weten?'

'Ik had het me moeten bedenken toen Tijmen werd vermoord.' Hij draait zich om en begint door de woonkamer te ijsberen.

'Het klinkt misschien cru, maar we kunnen er tenminste nu alert op zijn.' Dat klinkt inderdaad erg. Erin, en ook Tijmen, verdienden het niet om slechts waarschuwingssignalen te zijn.

'Zie ik eruit als ik ook maar iets om mijn eigen leven geef?' Hij houdt verslagen zijn armen omhoog. Er klinkt zoveel wanhoop en moedeloosheid door in zijn stem. Toch geeft het mij weer iets kracht terug. Op deze manier zou niemand van ons levend dit dorp verlaten. Hoop verliezen is geen optie.

'Ik vraag je ook niet om je te bekommeren om je eigen leven, maar wij zijn nu de enigen die de raadsels van de voorwerpen kunnen oplossen en ik kan het niet zonder jou. Dus als je het niet voor jezelf wil doen, doe het dan voor de rest van het dorp.' Hij kijkt me onderzoekend aan. Zijn blik gaat over mijn gezicht, dan begint hij te lachen.

'Een dorp redden waarvan driekwart moordenaars is. Misschien zijn het niet allemaal moordende rollen, maar we zijn hoe dan ook allemaal verknipt, verminkt door dit belachelijke dorp.' Zijn melancholie doet mij alleen maar geloven in dat we hoop nodig hebben.

'We hebben hier allemaal krassen opgelopen, maar dat betekent niet dat we voorgoed getekend zijn', protesteer ik. Noah had naar de plinten in de vloer gekeken, maar kijkt nu weer naar mij. Met twee stappen staat hij weer vlak voor me.

'Iedereen hier lijkt de hoop op te geven en juist jij weigert op te geven, terwijl jij nog meer redenen hebt dan anderen. Jij bent de enige die goeds in iedereen ziet...' Hij legt zijn hand op mijn wang. De wending die dit gesprek plotseling aanneemt staat me niet aan en ik doe opnieuw een stap achteruit, maar Noah komt weer dichterbij. Ik sta met mijn rug zowat tegen de rand het aanrecht aan en kan geen kant op. Plotseling lijkt hij zich te bedenken en doet hij een stap bij me vandaan.

'Ben je bang voor me?' Ben ik bang voor hem? Ik had me afgevraagd wat hij ging doen. Vaak genoeg vraag ik me af tot wat Noah allemaal in staat is als hij boos is of wat hij zou doen als hij zich teveel door zijn emoties laat leiden. Hij kan onvoorspelbaar zijn, maar nooit ben ik bang geweest dat hij mij iets zou aandoen. Hij zal niets doen als ik daar niet mee instem, in wat voor bui hij ook is, daar ben ik van overtuigd. Dus nee, ik ben niet bang voor hem. Zijn wisseling in emotie en soms ondoorgrondelijke gedachten zijn eerder intrigerend dan beangstigend.

'Nee, ik ben niet bang voor je. Nooit geweest ook.' Hij kijkt me opnieuw aan, alsof hij probeert te peilen of ik lieg of niet. Het is interessant om te zien dat iemand die op sommige moment zo zorgeloos is, ook zo diepzinnig kan zijn. Noah laat zich leiden door zijn emoties en dat maakt hem compleet anders dan Thomas en toch zie ik op een bepaalde manier overeenkomsten.

'Je zou wel bang moeten zijn', antwoordt hij uiteindelijk. Hij strijkt met zijn hand over zijn haar.

'Waarom zou ik?' Nu is het mijn beurt om dichterbij te komen. Er verschijnt een ondeugende grijns op zijn gezicht.

'Omdat ik je veel te graag wil kussen.'


Untold Tales (Nederlands)Where stories live. Discover now