Part thirty - seven

13.1K 251 5
                                    

POV Aiden

Langzaam open ik mijn ogen. Een kreun verlaat mijn mond. Het trekkende gevoel van de opgedroogde tranen dringt meteen binnen. Ik sta op en strompel mijn kamer uit. Ik loop de trap af en loop de keuken binnen.
'Jeez, wat zie jij er goed uit.' Ik schrik op. Met een grijns kijken Cameron en Nathan me aan. 'Wat doen jullie hier?' 'Dat kunnen we ook aan jou vragen.' grinnikt Nathan. 'Ik woon hier.' 'Ja dus? Je hoort op school te zitten.' Ik blik op de klok. 12.30 uur. 'Ik ga niet.' 'Zeker wel. Hup, omkleden en naar school.' Vrolijk kijkt Cameron me aan. Ik scan mijn kleren. 'Er is niks mis met mijn kleren. Kom dan.' Ze zuchten maar lopen achter me aan. Ik stap in mijn schoenen en open de deur. Ik grijp mijn sleutels mee en open de auto. 'Geef die sleutels maar. Je kan niet rijden.' 'Wat lul je nou? Ik ben geen patiënt.' 'Je kan amper op je benen staan!' Met half dichtgeknepen ogen kijk ik Cameron aan. 'Wat jij wil.' Ik gooi mijn sleutels naar hem toe en handig vangt hij ze op. Ik laat mezelf aan de bestuurderskant vallen. Met een grijns kijkt hij me aan. Ik rol met mijn ogen en draai mijn hoofd.
Cameron start de motor en trap het gaspedaal in. 'Jij mag de boetes betalen.' mompel ik. Hij begint te lachen. Nathan hoor ik grinniken vanaf de achterbank. Ik blijf stil uit het raam kijken tot me wat te binnenschiet. Ik draai me om in mijn stoel en kijk Nathan aan.

'Hoe zit het met jou en Lydia?' Zijn wangen kleuren rood maar hij rolt met zijn ogen. 'Nothing.' 'Tuurlijk. Daarom kleur je rood.' Ik krijg een lach op mijn gezicht. 'Er is niks gebeurd.' zegt hij onschuldig. 'Jaja...' Ik draai me weer om.
Cameron zet de auto stil en hij stapt uit. Ik volg zijn voorbeeld. Met z'n drieën lopen we de school binnen. Pauze.
'Heb je het gehoord van dat nieuwe meisje?' 'Het schijnt dat er iemand van onze school is ontvoerd.' 'Heb je gister het nieuws gezien?' Het enige waar over word gepraat is Brooke. Ik zucht en maak mijn handen tot vuisten. Er word een hand op mijn schouder gelegd en Nathan komt naast me staan. 'Trek het je niet aan.' fluistert hij. Ik zucht en laat mijn handen ontspannen langs me hangen. 'Heb je al iets gehoord?' Een stem met een beetje paniek klinkt naast me. Ik draai me om en zie Lydia vragend naast me staan. 'Sorry.' zucht ik. Meteen laat ze haar schouders hangen. Nathan laat mijn schouder los en vouwt zijn arm om haar schouders. Cameron komt naast me staan en grijnzend kijkt hij me aan. 'Wat denk je?' 'Love is in the air!' geef ik antwoord op Cameron zijn vraag. Hij begint te lachen maar zijn lach verdwijnt al snel van zijn gezicht.

'Aiden, iedereen praat alleen maar over die trut. Niemand geeft mij aandacht!' Haar gejammer word hard in mijn oor geschreeuwd en ze slaat haar armen stevig om me heen. Ik hef mijn armen en kijk de rest verveeld aan. Cameron en Nathan kunnen hun lach amper inhouden terwijl Lydia, Lucy vuil aankijkt. Ik pak haar armen en duw haar van me af. 'Blijf van me af.' zucht ik. Beledigd kijkt ze me aan. 'Praat niet zo tegen me.' Aan haar toon te horen gaat ze bijna janken. Tenminste, zo doet ze. 'Stel je niet aan. Er zijn erge dingen aan de hand.' Ze begint overdreven hard te zuchten. Zodra ze me aankijkt klaar haar blik op. 'Ik zie je later.' Ze drukt een kus op mijn lippen en heupwiegend loopt ze weg.
Ik steek mijn handen in mijn zakken en kijk de rest aan. 'Wat?' Lydia mompelt wat in zichzelf en kijkt me emotieloos aan. De bel gaat en iedereen komt in actie. 'Ik ga. Ik zie jullie vanmiddag wel.' Meteen loopt ze weg. Ik kijk haar na. 'Heb ik nou iets verkeerd gedaan?' 'Jij niet. Lucy. Sukkel.' Grinnikend kijkt Cameron me aan.

'Wil Aiden Hale naar het kantoor van de rector komen? Wil Aiden Hale naar het kantoor van de rector komen?' Vragend kijk ik de jongens aan. 'Wat heb je gedaan?' 'Niks.' 'Nee nee.' Achterdochtig kijken ze me aan. Ik haal mijn schouders op en loop naar het kantoor. Het is sowieso raar want Micheal ligt nog steeds in het ziekenhuis, zover ik weet. Ik ben niet gebeld ofzo.
Ik leg mijn hand op de deurklink en open hem. De stoel is omgedraaid naar het raam. Er steekt enkel een hoofd boven uit. Ik sluit de deur en blijf staan. Hij staat op en draait zich naar me om. Meteen krijg ik een lach op mijn gezicht. Hij opent zijn armen en ik sla ook mijn armen kort om hem heen.

'Ik ben helemaal niet gebeld. Hoe lang ben je al uit het ziekenhuis?' 'Sinds vanochtend. Ik had gevraagd om je niet te bellen. Ik wilde je verrassen.' Ik laat hem los en kijk hem aan. 'Hoe is het met je? En die wond?' 'Het gaat goed.' 'Das mooi.' Ik steek mijn handen in mijn zakken. 'Ik hoorde iets over dat nieuwe meisje? Wat is er gebeurd?' Ik zucht en ga zitten.
'Ik weet het niet precies. Ze was bij mij. Ik wilde haar afzetten maar ze moest naar de supermarkt dus ik heb haar daar naartoe gebracht. De volgende dag was ze weg.' Hij knik. 'Als ik haar gewoon thuis had afgezet was ze niet weggeweest.' mompel ik. 'Het is niet jou schuld. Je kon het niet weten. 'Ik had haar moeten vinden. Moeten helpen. Ik had nooit boos op haar moeten worden vanwege die stomme kus.' 'Waar heb je het over?' 'Ze had gekust met Liam en ik werd boos.' Hij krijgt een kleine lach op zijn gezicht. 'Ben je verliefd?' 'Je weet dat ik daar niet aan doe.' 'Stel je nou eens open.' zucht hij. 'Nope.' Hij rolt met zijn ogen. 'Ga maar naar huis.' zegt hij. 'Hoezo?' 'Omdat ik zie wat het je doet. Ik wil dat je naar huis gaat.' Ik sta op en loop naar de deur. 'Ik bel je later wel.' Dat gezegd te hebben loop ik de deur uit.

Met een stevige pas loop ik naar mijn auto. Ik stap ik en rijd weg. Waar ik heen ga weet ik niet. Ik moet even weg. Ik wil even weg. Ik maak een paar bochten en heb dan pas door waar ik heen rijd. Ik rijd de oprit op en zet de auto stil. Ik stap uit en kijk naar voren. Een rustige zee vult mijn gezichtsveld. Ik adem de frisse lucht in en loop naar voren. Langzaam word het vloed. Ik trap mijn schoenen uit en doe hetzelfde met mijn sokken. Met mijn blote voeten in het zand loop im naar de zee. Ik vis mijn oortjes uit mijn jaszak en doe ze in. De muziek galmt mijn hoofd binnen en zacht neurie ik mee. Ik begin te lopen. Waar heen? Geen idee. Even mijn hoofd leeg maken
——————
Ik blik op mijn telefoon en zie dat het inmiddels 17.00 uur is. Ik laat mijn schoenen vallen en doe ze weer aan. Ik loop naar mijn auto en laat me op de stoel neervallen. Met een zucht start ik motor. Ik verlaat het strand en rijd terug naar huis. Van Nathan en Cameron heb ik niks meer gehoord. Ik wil naar rechts gaan als het stoplicht op rood springt. Snel druk ik op de rem en met een schok kom ik tot stilstand. Ik zucht en grijp mijn telefoon erbij. Snel bestel ik een pizza en trek op om naar rechts te gaan.

Ik rijd mijn straat in en zie nog net aan het einde een vrachtwagen wegrijden. Vragend kijk ik naar de truck die inmiddels uit het zicht ik verdwenen. Er rijd hier nooit een vrachtwagen. Ik haal mijn schouders op en rijd naar mijn huis. Ik rijd de oprit op en kom voor de deur tot stilstand. Ik stap uit en blik op mijn telefoon. Nog steeds niks. Ik zucht en doe mijn auto op slot. Ik stop mijn telefoon terug en kijk voor het eerst op.

Iemand staat voor de deur. Langzaam draait ze zich om. Meteen haken haar ogen in de mijne. Ik kom tot stilstand en mijn adem stokt. Hoe dan? Ze krijgt een kleine glimlach op haar gezicht. Meteen kom ik actie. Zonder dat ze kan tegenstribbelen sla ik mijn armen om haar heen en zonder twijfel doet ze hetzelfde bij mij.

He wants me Where stories live. Discover now