Hoofdstuk 7

52 8 0
                                    

"Lena! Wakker worden! Nu!" hoorde ik en Maltar stond op.
Ik klom overeind. De zon was nog niet op, maar ik zag aan de roze lucht dat het al ochtend was.
"Wat is er?" vroeg ik.
"Elven," zei hij. "Klim op mijn rug,".
Ik deed wat Maltar me vroeg en de leeuw zette het op een lopen.
In de verte zag ik gedaantes op grote vogels onze kant op vliegen.
"Het lijken wel grote papegaaien," zei ik verbaasd.
De vogels waren erg snel en toen ze dichterbij kwamen hoopte ik dat we hier levend uit zouden komen. Er vlogen pijlen door de lucht en één vogel vloog laag naast ons over de grond.
De elf haalde een houten koker te voorschijn en blies erop.
Een houten splinter werd in de huid van Maltar geboord.
Ik zag het gebeuren en begreep ineens dat het een verdoving was.
"Maltar!" riep ik en de leeuw probeerde de elf met zijn klauwen te raken.
Maar hij verloor zijn kracht en viel op zijn rug op de grond.
Ik werd met een klap op de grond gegooid en voelde een stekende pijn in mijn hoofd.
Mijn zicht werd wazig en het enige dat ik zag was een elf die me aankeek.
"Neem haar mee," waren de laatste woorden die ik hoorde.

Ik werd wakker in een wit bekleed bed en was helemaal in de war. Waar was ik? Waar was Maltar?
Ik keek paniekerig om me heen en plots keek een elfenjongen mij aan.
"Je bent wakker," zei hij en ik wilde uit het bed stappen. "Pas op. Voorzichtig!".
Een stekende pijn deed mijn hoofd herinneren aan wat er was gebeurd.
"Maltar," zei ik zacht. "Maltar. Waar is hij?".
"Je moet even voorzichtig doen. Je hebt een harde klap gehad," zei de elfenjongen. Ik keek hem even lang aan. Hij leek er ongemakkelijk van te worden.
"Waar is Maltar en waar ben ik?" vroeg ik en ging weer in het bed liggen.
"Je bent in Mazelia. Het rijk van de elven," antwoordde hij beleefd. "U bent de eerste vrouwelijke mens die ik heb gezien. U bent prachtig. Sorry, dat was onbeleefd. Ik wilde alleen zeggen dat u er niet zo uit ziet als die mensen met wie we constant strijd hebben,". Hij zag er onschuldig uit en had medelijden dat ik zo lelijk tegen hem had gedaan.
"Waar is Maltar?" vroeg ik.
"Die leeuw? Ehm," begon de elfenjongen en vanaf dat moment wist ik dat er iets niet klopte. Ik klom opnieuw uit het bed en negeerde alle pijn in mijn hoofd.
"Wat gaat u doen?" vroeg hij geschrokken.
"Die leeuw hoort bij mij en ik ga hem nu zoeken," zei ik en zag de glinstering van de gesp van de elfenjongen.
"Geef je zwaard," zei ik.
"Wat?" vroeg hij angstig. Hij leek helemaal niet iemand die een ander iets zou aan doen.
"Geef me je zwaard," zei ik en hij deed wat ik hem zei.
"Waar is hij?" zei ik en hield het zwaard stevig vast.
"Bij koning Rael," antwoordde hij snel.
"Breng me er heen," zei ik en de elf liep de kamer uit.
Ik volgde hem door het hele witte paleis heen. Het was indrukwekkend, want ik had nog nooit zulke hoge smalle torens gezien. Hier konden mijn ouders nog eens voorbeeld aan nemen.
De elf bracht me naar zaal waar aan elke kant de watervallen in het bos om het elfenpaleis te zien waren.
De zaal stond vol met soldaten en ik rende zo snel als ik kon langs hen heen. Maltar stond met beide handen geboeid voor de elfenkoning. Ik bekeek hem even.
Koning Rael zag er ijdel en arrogant uit. Hij droeg veel sieraden, vooral diamanten en had een cape om met bont.
"Laat hem vrij!" riep ik en Maltar keek op. Hij glimlachte toen hij me zag en dat deed me goed.
De soldaten wilden me pakken, maar Rael gebaarde dat ze dat niet hoefden te doen.
Ik keek de elfenkoning aan.
"De leeuw die een mensenmeisje red?" vroeg hij en zette een paar stappen naar me toe. "Schattig,".
"We zijn op weg naar Agotta," begon ik en Maltar keek me met fronsende wenkbrauwen aan.
"Wat doe je nou?" siste hij en ik gebaarde dat het goed zou komen.
"Agotta? Jullie zijn op weg naar Agotta? Het rijk dat niet eens op de kaart staat en niet toegankelijk is voor iedereen," reageerde Rael en begon te lachen. "Ze gaan naar Agotta! De leeuw en het mensenkind,".
Rael bulderde van het lachen en ik voelde me vernederd. Wat een naar wezen.
"Weet u wat ik grappig vind? Dat u ons hier staat uit te lachen, terwijl er zometeen een groot mensenleger uw kant op trekt. Ik denk dat u dat niet zo grappig vind," zei ik terug en Raels gezicht veranderde naar woede.
De soldaten wilden me al bijna vastgrijpen, maar weer liet Rael dit tegenhouden.
"Je hebt wel heel veel lef om dit te zeggen. Aangezien je de eerste mens bent die mijn paleis hier binnentreed geef ik je de kans om jouw opmerking uit te leggen," reageerde Rael.
Ik hoorde Maltar zuchten, maar ik had het idee dat ik deze elf kon overtuigen. Hij bekeek me alsof hij me interessant vond. Daar kon ik op inspelen.
"Mijn vader gaat het tegen alle magische wezens opnemen. Hij heeft veel gedaantewisselaars gedood en dit zal hij doen tegen iedereen," zei ik en wachtte af tot de koning iets ging zeggen.
"Dus omdat jouw vader een ruzie heeft met één soort heeft hij ruzie met iedereen?"

"Ik neem aan dat de een de ander beschermt en helpt?"

"Lena," hoorde ik Maltar zeggen. "Stop,".

Rael begon hard te lachen.
"Het is overduidelijk dat jij deze wereld overschat. Jouw leeuwenvriend weet ook wel dat hij vervloekt is. Een hart zo zwart als de duisterse nacht. Wij, elven, zijn jullie niks verschuldigd en dat geldt ook voor Agotta. Denk je echt dat je daar zomaar kunt binnenwandelen en kunt vragen om hulp?"

"En de Wet der Magie? Er is één regel die deze-,"

"Die deze tegenspreekt. Jij gelooft dat ze zullen opkomen voor gedaantewisselaars? Volgens mij hebben Agotta en de gedaantewisselaars een verleden, niet?"

Rael keek Maltar aan. Maltar keek naar de grond en voor het eerst zag ik een verslagen blik op zijn gezicht.

"Wat voor verleden?" vroeg ik.

"Wat gek dat je wel weet van de Wet der Magie maar geen enkele kennis hebt van onze geschiedenis. De gedaantewisselaars zijn verbannen. Het is een barbaars en vervloekt volk. Ze zijn té agressief en té bloeddorstig,"

"Dat is niet waar!" riep Maltar boos. Ik zag de woede in zijn ogen oplaaien.

"Agotta heeft jouw walgelijke soort verbannen. Jullie dienen de Wet der Magie niet,"

"Wij waren de beschermers van Agotta!"

"Ooit! Ooit waren jullie de Beschermers en nu niet meer. Eigenlijk zou ik je moeten doden, maar ik heb zojuist gehoord dat ik een oorlog voor te bereiden heb,"

Rael keek ons allebei aan.

"Deze oorlog gaat ons allemaal aan!" riep ik naar hem.

"Inderdaad. Maar niemand staat aan jullie kant. Jullie zijn niets. Maargoed dat de mensen jouw soort hebben uitgemoord,"

Maltar brulde en plots veranderde hij in de grote zwarte leeuw. De ketens waren van zijn polsen gebroken en ik liep snel naar Maltar toe.
De elfensoldaten trokken hun zwaarden en bogen. Maltar gromde en keek Rael aan.

"Je bent geen winnaar hier," zei Rael en begon weer te lachen.
Ik werd kwaad door zijn arrogantie en voelde mijn handen tintelen.
Ik sloot even mijn ogen en maakte met mijn armen een slingerende beweging. Een grote wind duwde de soldaten en boogschutters om.
Rael trok zijn zwaard en was verbaasd. "Wat?!" riep hij uit. "Hoe is dit mogelijk?"

Ik oefende mijn krachten uit op de elfensoldaten en Maltar beschermde me. Een paar pijlen vlogen mijn kant op, maar ik kon ze vernietigen met mijn sterke kracht. Ik voelde het helemaal door mijn lichaam stromen. Het voelde zo goed.
Maar op een gegeven moment begonnen de pilaren van het paleis af te breken. Stukken steen vielen op de grond en Maltar zei me dat we moesten vluchten. Ik klom op de leeuw zijn rug en ontweken de brokken steen.
"Laat ze niet ontsnappen!" riep Rael toen Maltar over een paar gevallen soldaten sprong.
Een aantal van hen achtervolgden ons, maar Maltar was snel.
We kenden de hele weg niet en raakten verdwaald. Maltar renden door smalle gangen heen en sloeg af en toe een elfensoldaat neer die op ons pad terecht kwam.
Uiteindelijk kwamen we aan op een groot balkon dat uitzicht had op een grote waterval. De stroming zag er razendsnel uit en ik wist dat Maltar twijfelde om te gaan springen.
"Doe het!" riep ik. "Spring!"
Ik zag de soldaten de kamer binnenkomen waar het balkon aan vast zat.
"Dit wordt onze dood! Spring!" schreeuwde ik en mijn stem zat vol met paniek.
Een pijl zoefde langs mijn haar heen en door de schrik schopte ik Maltar in zijn buik.
De leeuw brulde en zonder te aarzelen sprong hij de waterval in.

De leeuw brulde en zonder te aarzelen sprong hij de waterval in

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
The Sword of Starlight✅Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu