Hoofdstuk 45

18 5 0
                                    

Ik liep op hem af en Natzar, de witte leeuw, keek me vragend aan. De arena viel stil toen iedereen me zag staan.
Één van de leeuwinnen die de arena bewaakte, liep naast me en boog haar kop voor Natzar.
"Hij zegt dat hij de zoon van Zarcko is. Zijn naam is Maltar," vertelde de leeuwin.
Natzar keek me verbaasd aan.
"Ik dacht dat je dood was," zei hij.
"Ik dacht hetzelfde over jou," reageerde ik op hem en Natzar liep op me af.
Hij veranderde in zijn menselijke gedaante en ik herkende hem toen ook.
Hij was oud geworden, maar hij zag er nog steeds goed uit. Hij had lang wit golvend haar, een korte baard en ik zag littekens over zijn lichaam.
Hij reikte zijn hand naar rechts en iemand worp hem een witte doek toe.
Hij bond deze om zijn middel en ging vlak voor me staan.
We keken elkaar aan en Natzar glimlachte. We legden onze voorhoofden tegen elkaar aan en elk een hand op elkaars schouders.
Natzar deed een stap achteruit en zei: "Welkom Maltar, zoon van Zarcko, mijn oudste en beste vriend. Heb je trek?"

Ik knikte en Natzar liep met mij de arena uit. Twee leeuwinnen volgden ons als trouwe volgers van Natzar.
Toen we net de deuren uitliepen, kwam Thomas van achter de rots waar we ons verborgen hielden te voorschijn.

"Je leeft nog," zei Thomas enthousiast en Natzar keek hem vreemd aan en de leeuwinnen gromden naar hem.

"Hij hoort bij mij," zei ik en Thomas knikte overtuigend naar de leeuwen.

"Wie is hij? Hij is niet zoals wij," reageerde Natzar, terwijl hij met zijn neus aan hem rook.

"Ik ben een simpele d-," begon Thomas, maar ik haakte in.

"Man. Hij is een simpele man en hij is heel erg belangrijk," zei ik.

"Oh ja?" vroeg Thomas en keek opluchtend.

"Waarom?" vroeg Natzar.

"Ik kom met een reden," begon ik en Natzar keek me serieus aan.

"Vertel dat maar tijdens het eten, want ookal zijn we ook mensen, we eten als leeuwen," zei Natzar.

"En jouw pion mag mee," en Natzar liep vooruit.

"Pion? Ben ik een pion?" vroeg Thomas fluisterend.
Ik zuchtte en volgde Natzar.

Achter de arena lag een oud afgebrokkeld paleis. Je kon zien dat de leeuwen hun best hadden gedaan het zich helemaal eigen te maken.
Ik zag weer de sieraden en dromenvangers.
Er waren schilderingen op de muur die een verhaal vertelden. Ik keek naar één van de schilderingen waar alle gedaantewisselaars, de leeuwen, de wolven en de haviken, op afgebeeld waren. Ze leken in vrede met elkaar. Dit was het begin van alles. Toen we nog de Beschermers van Agotta waren. Voordat we werden verbannen.

"Herken je het nog?" vroeg Natzar toen hij me zag kijken en ik knikte.

"Ik heb de verhalen gehoord, maar het is al veel te lang geleden. De wolven en de haviken. Ik heb ze nog nooit gezien," zei ik.

"Ze verlieten ons," antwoordde Natzar. "Gingen hun eigen pad op, zoals wij dat ook gedaan hebben. Maar nu,".

"Wat nu?" vroeg ik.

"Nu zijn we één met elkaar,"

"Alle gedaantewisselaars?"

"Ja. Niemand heeft zin in oorlog, Maltar. Iedereen heeft te lang pijn geleden, te lang alleen maar kunnen dromen. Hier leven we in vrede met elkaar,"

"Maar ik heb geen wolven of haviken gezien,"

"Ze zijn ergens in de Vergeten Landen en hebben de vrede waar ze naar zochten,"

The Sword of Starlight✅Where stories live. Discover now