Hoofdstuk 12

43 8 6
                                    

We renden zo snel als we konden naar de boot toen we het fort uit waren.
"Is het nog ver?" vroeg Aveline hijgend.
"Nee. We zijn er bijna," riep Lelie terug.
Ik probeerde modderpoelen te ontwijken, maar dat was lastig in het moeras. Het liefst wilde ik gewoon stoppen met rennen en liggen in een bed. De reis was vermoeiend.
De gedachte aan Maltar spookte ook steeds door mijn hoofd. Ik hoopte dat hij oké was. Die honden zagen er verschrikkelijk en angstaanjagend uit. Wie bedacht het om zulke wezens op aarde te laten? En nog het belangrijkste: waarom?
"Daar is het!" riep Stef en hij versnelde ineens zijn sprint.
Hij had gelijk. We kwamen aan bij een strand en zagen de golven van de zee ons tegemoet komen. De boot zag er oud, maar redelijk vertrouwd uit.
Stef duwde de boot het ondiepe water in. Orla stapte samen met Aveline als eerste in. Het was een ruime boot en het had een kleine mast.
"We moeten wel roeien," zei Lelie en wees naar de grote roeispanen.
Stef reikte zijn hand naar me uit om me de boot in te helpen, maar ik keek steeds naar het bos en hoopte dat Maltar naar ons toe zou komen.
"Hij komt wel," zei Stef en ik draaide me naar hem om.
"Denk je?" vroeg ik.
"Hij is een grote zwarte leeuw. Dat hoef ik niet te denken, dat weet ik," antwoordde hij en ik waardeerde zijn woorden enorm.
"Nou, stap in," zei Stef en ik kroop in de boot.
Mijn benen waren nat van het water en ik kreeg daardoor een koude rilling over mijn hele lichaam.
"Hij komt wel," zei Aveline toen ze me weer zag kijken.
Na Lelie stapte Stef in de boot en allemaal wachtten we af totdat Maltar zou komen. De boot dreef steeds verder van het strand en de paniek trilde door mijn hele lijf.
"Wat als hij niet komt? Dat kan echt niet. Hij is mijn redding," zei ik en besefte dat hij dat echt was. Hij was mijn held.
"Maltar!" scheeuwde ik, maar ik zag of hoorde niks. Nog steeds niks.
Een luid gebrul galmde door het bos en ik kon mijn oren niet geloven.
"Hij is er!" riep ik en mijn oren hadden me gegeven wat ze me hadden beloofd.
De grote leeuw rende het strand op en keek ons aan.
Hij haastte zich naar het water en sprong erin.
Maar achter hem kwam nog een hond aangerend. Hij volgde Maltar, maar vermeed het water.
Maltar zwom naar ons toe en toen hij een duik onder water nam kwam hij als een mens weer boven.
Stef en ik hielpen hem de boot op en ik omhelsde hem.
Ik voelde zijn snel bonkende hart tegen mijn borst.
"Ze waren met vijf. Rothonden," zei Maltar.
"Ben je gewond? Gaat het?" vroeg ik en keek naar de wond van de snee.
Het was een litteken geworden.
"Het gaat. Ik red me echt wel," zei hij kortaf en ik liet hem los.
Had ik hem iets te lang geknuffeld?
Ik werd er een beetje ongemakkelijk van.
"Nou, we hebben het overleefd. Waar is het Land van de Maan?" vroeg Stef en ik was blij dat hij de stilte verbrak.
Lelie pakte een rol papier uit haar tas.
"We zijn nu op de schubbenzee," antwoordde Lelie.
"Schubbenzee? Leven hier vissen of zo?" vroeg Stef en lachte.
"Een soort van," antwoordde Lelie en Orla keek haar kleinzoon aan. "Ze bedoelt meerminnen Stef,".
"Meent u dat echt, oma? Ik wil er één zien," reageerde Stef opgewekt en keek naar de horizon. De lucht was oranje en roze gekleurd, omdat het langzamerhand avond begon te worden.
"Meerminnen zijn gevaarlijk. Je wilt er zeker geen één tegenkomen," reageerde Maltar op Stefs opgewekte gedrag. "Voor je het weet scheurt ze je nek open met haar mes gemaakt van haaientanden,". Stef keek hem geschrokken aan.
Maltar zuchtte en hij stond op.
"We moeten ons gedeisd houden als we ze tegenkomen," zei Lelie tegen hem.
"Gedeisd houden?" Maltar lachte even en ging weer zitten.

"Je hebt me nooit verteld waarom hij zijn zus vermoordde," zei ik toen we al een tijdje aan het varen waren.
Lelie glimlachte even. "Hij doodde haar, omdat zij hem niet wilde. Men zegt dat ze hem afwees en dat dat leidde tot een ruzie. Maar nu Urgull echt bestaat weet ik niet of dat de volledige waarheid is,".
"Hoe kon hij verliefd zijn op zijn zus? Zijn eigen zus? En dan vermoorden omdat zij niet hetzelfde voelde?" vroeg ik.
"Jaloezie en wraak. Liefde is ingewikkeld, maar het kan ook soms een onverwachte wending nemen. Het voedt je hart met haat en duisternis. Zoals men altijd zei: liefde is blind. Het ziet niet welk pad het neemt,".
Ik dacht na over de woorden van Lelie, terwijl mijn blik over de zachte golven van de Schubbenzee gleed.
Stef en Maltar roeiden en ik ging even bij Aveline en Orla zitten.
Aveline smeerde een zalf op Orla haar handen.
"Wat is dat?" vroeg ik nieuwsgierig.
"Een zalf gemaakt van paardenbloemen en klaver. Het helpt tegen spanningen," legde Aveline uit en Orla bedankte haar voor het smeren.
"Genezers," hoorde ik Maltar zeggen en Stef moest lachen.
Maltar keek me aan en onze blikken kruisten elkaar. Ik glimlachte even en hij deed hetzelfde. Deze reis waren we samen begonnen en even besefte ik me hoe ver we al gekomen waren en hoeveel gevaren we al onder ogen waren gekomen. Natuurlijk was dat niks met wat ons te wachten stond.

"Waar is het Land van de Maan?" vroeg ik en Lelie pakte een kaart uit haar tasje.
Ze rolde het uit en wees met haar vinger naar het land dat aan de Schubbenzee lag.
"Er mondt een rivier uit op de Schubbenzee dat door de bergen van het Land van de Maan stroomt. Deze rivier zal ons leiden naar Zilverstad," vertelde ze en plots vroeg Stef of we even wilden komen kijken.
Hij wees naar een mist waar we bijna in vaarden.
"We zijn in het gebied van de meerminnen," merkte Lelie op.
"Dus we gaan er echt eentje zien?" reageerde Stef en Lelie knikte.
Ik keek naar haar gezicht en ik begreep al dat meerminnen geen fijn gezelschap waren.

The Sword of Starlight✅Where stories live. Discover now