Hoofdstuk 25

28 5 0
                                    

Toen de zon net opkwam werd het kamp afgebroken en terwijl mijn tent door een paar soldaten werd opgeruimd kwam Aveline naar me toe.
Ik maakte mijn paard klaar om te gaan, terwijl ze naast me kwam staan. Ze aaide het dier over haar neus en keek me aan.
"Vannacht," begon ze. "Ik voelde wat in je buik,".
Ik keek haar vragend aan. "Wat bedoel je?"
"Een hartslag," antwoordde Aveline. "Amara, je bent zwanger,".
Ik keek haar vol ongeloof aan.
"Echt?" vroeg ik.
"Ja," zei Aveline zacht. "Je moet het Maltar gaan vertellen,".
"Hoe weet je da-,"
"Kom op. Het is toch te zien?"
Ik lachte zwakjes, maar mijn gedachtes waren druk in de weer.
"Maar Maltar is een leeuw," begon ik. "Wat betekent dit voor de baby?".
In Avelines blik zag ik dat ze geen antwoord kon geven. Ik was zwanger van een gedaantewisselaar en ik wist niet eens dat dat kon. Maltar probeerde het me al te zeggen. Ik kon het tussen zijn woorden door horen. Wij zouden geen kinderen kunnen krijgen, omdat ik niet was zoals hij.

"Je moet het aan Maltar vertellen," zei Aveline en ik knikte.

We marcheerden een dag lang en ik had nog steeds niks tegen Maltar gezegd over mijn zwangerschap.
Aveline reed naast me en keek me aan toen ze me diep in mijn gedachten zag verzinken.
"Ik wil me focussen op de strijd en daarna vertel ik het," zei ik en zag Maltar naast Melo rijden. Ze waren aan het praten en ik was blij dat hij zijn soort terug zag.
Ik werd alleen wel treurig door de gedachte dat hij geen hoop voor ons had, terwijl het tegendeel bewezen was. Ookal had ik geen idee wat deze zwangerschap zou betekenen.

Een paar dagen gingen voorbij en uiteindelijk kwamen we aan in Maladov.
Mijlen verderop zagen we de Noorderbergen.
De plek waar Urgull zich verborgen hield.
Het was een bewolkte middag en het begon te regenen.
Het kamp werd weer opgezet, maar deze keer voelde anders dan normaal. Mijn moeder had gezegd dat we de volgende dag zouden klaar staan om Urgull uit te dagen, maar iedereen straalde een spanning uit. Het besef dat de dood ons opwachtte was angstaanjagend.

Ik was erg moe en voelde me niet goed.
Langzaam voelde ik dat ik mijn evenwicht verloor. Ik voelde me licht in mijn hoofd.
"Amara? Amara!" hoorde ik Avelines stem en ik voelde hoe ze me naar mijn tent bracht en op bed legde.
Een zacht kussen raakte mijn hoofd en ik sloot mijn ogen.

Ik schrok op en keek om me heen. Ik was in grote stenen hal en aan elke pilaar hingen fakkels met rood vuur. Er was geen deur of raam te bekennen. Deze plek gaf me een vreemd gevoel. Was dit wel echt? Was dit een droom? Was ik ontvoerd? Wat was het laatste dat ik me herinnerde? Aveline? Maltar?
Ik stond op en liep langzaam door de hal heen.
Wat me op viel was dat er twee stenen hondenbeelden stonden. Één aan elke kant van de grote hal. Ze zagen er angstaandjagend uit met grote klauwen en slagtanden zoals die van een sabeltandkat.

Toen klonk er een gelach. Een eng gelach.
Ik keek op en voelde me niet veilig.
"Rustig maar," zei de stem, maar ik zag niemand. De fakkels met het rode vuur gaven ook niet erg veel licht. Het was moeilijk te zien of er een gedaante zich schuil hield in de schaduw.

"Er kan hier niks gebeuren," ging de stem verder. Een man. De stem klonk mannelijk.
"Stap uit de schaduw," zei ik vol zelfvertrouwen. Ik mocht niet bang zijn van mezelf.
"Zoals je wilt," en een man stapte achter één van de pilaren vandaan. Hij had hoorns op zijn hoofd, waarvan één afgebroken was, duistere ogen en droeg een cape.
We stonden een paar meter van elkaar vandaan.
"Wie ben jij?" vroeg ik en kon mijn ogen niet van zijn gezicht af houden. Ik zag donkere aders in zijn wangen en wanneer hij lachte zag ik lange hoektanden zoals die van vampieren werden ongeschreven.
"Je weet wie ik ben," zei hij en grijnsde.
"Urgull, de tovenaarszoon," zei ik zacht en besefte me dat ik oog in oog stond met de vijand.
"Waar ben ik?! Waarom ben ik hier?! Hoe kom ik hier?!" vroeg ik luid.
De kwaadaardige tovenaarszoon lachte en kwam dichterbij.
"Je bent in de Heilige Kamer van de goden. De kamer waar de goden hun bondgenoten bijeen lieten komen en hun ideeën konden delen. Zelfs verraders en vijanden kunnen hier beschermd in deze ruimte zijn. Magie werkt hier niet. Zoals ik al zei: je bent veilig en er zal je niks overkomen," vertelde Urgull.
"Hoe wordt deze kamer beschermd? Er is geen enkele manier om hier uit te komen," vroeg ik.

"De honden van de Heilige Kamer vallen de persoon aan die zich niet aan de regels houd. Dat is ook meteen één van de uitgangen. Ik heb je uitgenodigd om hier te zijn. Alleen ik kan je terugsturen naar dat kamp waar je nu ligt," antwoordde hij.
Ik keek naar de standbeelden. Leefden ze?

"Wat wil je?" vroeg ik.
"Ik heb gehoord dat je over bepaalde krachten beschikt," begon Urgull. Zijn sluwe en kwaadaardige blik doorboorde me.
"Kind van de Maan," zei hij. "Een volgeling van Lunawyn,".
"Dus?" begon ik.
"Dus zou jij Agotta net zo erg moeten haten als ik," schreeuwde hij en boog zijn gezicht naar me toe. Zijn ogen waren fel rood.
Hij rook naar zwavel en vuur.
Langzaam stond hij weer rechtop en begon rustig rondjes om mij heen te lopen. Ik volgde hem met mijn blik.

"Hoezo? Waarom wil je vechten tegen Agotta?" vroeg ik.
"Simpel," reageerde Urgull. "Agotta is het Centrum der Magie. Zij bepalen de wetten en regels die ieder magisch wezen moet naleven. Zij bepalen dat zij de baas zijn. Magie hoort niet opgesloten te zitten. Magie is wild en vrij. Hoe voelde jij je toen je er achter kwam dat je magisch was?"

"Hoe weet je dat?"

"Ik kon een klein deel van je gedachtes lezen, maar niet alles. Jouw magie beschermt je. Interessant,"

"Ik voelde me vrij,"

"Precies. Zoals magie zou moeten zijn. De leeuw zou het ook moeten weten,"

"Wat ga je doen met al die magie? Je verstoort de balans,"

"Balans? Wat een onzin! Er is al heel lang geen balans meer tussen mens en magie. Infernio moet zijn deel van de wereld weer krijgen zoals Lunawyn, Solyse en Luxywa dat altijd gehad hebben,"

"Dus je maakt demonen?"

"Welke is je favoriet? De Grauls vond ik uiteindelijk minder geschikt. Ze zijn snel, maar ze gaan snel dood,"

Ik was verbijsterd door zijn manier van praten. Hij grijnsde.

"Ik snap het. Je ziet dit als een spel. Het is gewoon vermaak. Je brengt dood en verderf en voor wat?"

"Voor het hogere doel!" schreeuwde Urgull en plots spreidde hij zijn vleugels die ik niet had aan zien komen. Ze zagen er verwaarloosd en corrupt uit.

"Aangezien je bewust bent van de magische krachten die je bezit wil ik dat je bij me aansluit. Samen zouden we een sterk team kunnen zijn,"

"Meen je dat? Je vraagt me met je samen te werken? Nooit! Jij hebt die demon achter me aangestuurd en duizenden mensen vermoord! Ik zal nooit met je samenwerken!"

Ik rende naar de dichtsbijzijnde pilaar en pakte één van de fakkels.
Ik gooide deze naar Urgull en hij vloog een paar meter in de lucht om deze te ontwijken.
Plots hoorde ik een luid gegrom en zag dat de honden van hun standbeeld af kwamen.
Ik keek naar de hond die het snelst bij mij was en zag hoe zijn bek openging. Zijn tanden doorboorden mijn arm en ik gilde van de pijn.

 Zijn tanden doorboorden mijn arm en ik gilde van de pijn

¡Ay! Esta imagen no sigue nuestras pautas de contenido. Para continuar la publicación, intente quitarla o subir otra.
The Sword of Starlight✅Donde viven las historias. Descúbrelo ahora