Hoofdstuk 20

36 8 1
                                    

De zon was nog net niet op en David maakte me wakker.
"We gaan," zei hij en ik kroop van een stapel vachten af.
"Het kasteel is hier niet ver vandaan!" riep Oswald en trok zijn zwaard.
"Het kwaad is nog steeds dichtbij, dus we moeten onszelf beschermen. Pak één van de wapens die bij de smid liggen," zei hij en iedereen deed wat hij zei.
Ik pakte een zwaard en moest wennen aan het gewicht.
David had een bijl en knikte naar me toen ik hem aankeek.
Met 20 man liepen we van het kamp weg.
Voor ons lag een uitgestrekt graslandschap en kilometers verderop lag het kasteel van landheer Gostal, de heerser van Lumnia.

Toen we bij de poort aankwamen stond deze open en een stoet ruiters op paarden liepen naar buiten.
Een man met lang zwart haar en een volle baard keek ons vragend aan.
Hij droeg een mantel van bont en zijn ijzeren harnas glom door de stralen van de al opkomende zon. Hij moest landheer Gostal zijn.
"Wie zijn jullie?" vroeg hij.
"Oswald mijnheer, we zijn gekomen met het bericht dat het land van de tovenaars zoon herrezen is. De demons komen van hen vandaan," zei Oswald en David en ik knikten.
Heer Gostal keek ons aan. "Jullie komen niet van hier," merkte hij op.
"Catador mijnheer. Mijn naam is Kyra en dit is David," antwoordde ik.
"Dat is van ver. Jullie weten wel dat Catadoranen niet gewenst zijn hier in Lumnia, althans koning Henrick en zijn leger. Overlopers zijn altijd welkom," grijnsde hij en steeg van zijn paard af.
"Ik wilde eigenlijk met mijn mannen gaan jagen. Ik hou van de natuur begrijp je?" vertelde heer Gostal. Hij kwam voor me staan en keek me aan.
"Ik begrijp dat we aangevallen zijn door duistere wezens en als wat je zegt waar is, dan moet ik de raad bijeen roepen," ging hij verder. "We zullen niet in paniek gaan raken of het zaaien bij anderen, want wij zijn Lumnia," en na deze woorden juichden de ruiters achter hem.
"De Hoge Raad?" vroeg een van de ruiters van heer Gostal.
"Mag ik u misschien wat vragen heer?" begon ik en Gostal keek me knikkend aan.
"Ik ben op zoek naar een jonge vrouw genaamd Lena. Ze is de prinses van Catador, maar ze is al een week lang weg. Ik wil u vragen of u iets gehoord heeft?" vroeg ik.
"De prinses van Catador? Ik heb niks gehoord over een loslopende prinses," antwoordde hij.
"Alstublieft mijnheer! Ik moet haar vinden en weten of ze oke is," smeekte ik.
"Nou, oke, goed dan. Ik kan het meteen vragen aan de Hoge Raad. Misschien weten zij wel iets," antwoordde Gostal en ik bedankte hem.
"Mag ik met u mee rijden?" vroeg ik en daar kreeg ik toestemming voor.
"Maak een paard gereed voor deze jongedame," beval de landheer.
Ik keek David aan en hij glimlachte.
"Ik ga haar hopelijk vinden," zei ik en David knikte. "Ik heb er vertrouwen in dat het goed gaat komen," en zijn gezicht leek somber.
"Wat is er?" vroeg ik.
"Niks hoor. Ik ga je misschien wel een beetje missen. Zonder jou was deze reis saai geweest. Een stoet draken oproepen bijvoorbeeld," vertelde David en ik moest een beetje lachen.
"Ik wil dat je mee gaat," zei ik vastbesloten.
"Echt waar?" vroeg David.
"Heer Gostal, ik zou graag mijn compagnon mee willen nemen op deze reis," zei ik en heer Gostal zuchtte.
"Het gebeurt niet vaak dat ik luister naar een vrouw, dus onthoud dat dit maar voor één keer is," zei de landheer en hij liet nog een paard gereed maken voor vertrek.
Twee knechten kwamen met een kooi aan waar een aantal duiven in zaten. Ze droegen allemaal een brief aan hun poot en werden losgelaten.
"Elk lid van de Hoge Raad zal deze uitnodiging krijgen," merkte Oswald op.
We keken toe hoe de duiven los werden gelaten en de lucht in verdwenen.
"Waar zal de Hoge Raad zich plaatsvinden?" vroeg David aan Oswald.
"In het Land van de Maan," antwoordde hij.
"We gaan!" riep heer Gostal. Hij klom op zijn paard en ik nam snel afscheid van Oswald. Ik bedankte hem voor zijn hulp en dat ik hem nooit zou vergeten.

We reden op volle snelheid door Lumnia heen en bij de grens stopte heer Gostal zijn paard.
We stonden op een heuvel en hadden uitzicht op afgebrande dorpen en afgeslachtte mensen.
De aarde was zwart en er was amper wat overgebleven van Lumnia's buurland Maladov.
Iedereen was stil totdat we een gedaante in de verte naar ons zagen kijken. Een grote demon die ik herkende toen Oswald ons vond.
"Vervloekt wezen," bromde heer Gostal en een ruiter ging naast hem staan.
"Mijnheer, we moeten denken aan ons doel," zei hij, toen heer Gostal zijn zwaard wilde pakken.
Hij luisterde naar het advies en we reden verder.

We bleven onze reis voortzetten en toen de zon net onderging kwamen we aan bij een heuvel. Heer Gostal besloot dat we onder de heuvel zouden overnachten.
Een paar ruiters maakten vuur en sloegen een klein kamp op.
Ik aaide het paard waar ik op reed en David kwam bij me staan.
"Niet te geloven dat we hier nu zijn," zei hij en ik was het met hem eens.
"Ik hoop dat we prinses Lena vinden en de wereld zullen verlossen van dit kwaad," zei ik en we gingen bij het kleine kampvuur zitten.
Heer Gostal haalde een kaart te voorschijn en ik werd meteen nieuwsgierig.
"Heer, waar zijn we?" vroeg ik.
"Aan de grens van de Dodelijke Woestijn," zei hij. "Achter deze heuvel ligt een wereld vol zand en droogte. Niemand overleeft het daar. Als de prinses zich daar bevindt, dan kun je je zoektocht wel stopzetten,".
"Ik geloof dat ze nog leeft," antwoordde ik rustig, ook al raakte ik geïrriteerd van de manier hoe de landheer sprak.
"Vrouwen geloven en mannen ervaren," zei hij en ik hoorde David even lachen.
Ik keek hem verontwaardigd aan, maar ik bleef respectvol. Ik was tenslotte maar een dienstmeid. Welke status had ik? Ik was niks vergeleken met Gostal.
"Rust wat uit. We vertrekken nog voor de zon op gaat," merkte heer Gostal op en kwam van de grond. Hij liep naar zijn tent en zagen het licht van de kaars binnen uitgaat.
"Ik mag hem niet," zei ik zachtjes.
"Hij heeft wel iets," zei David.
"Hij heeft wel iets? Hij is seksistisch," siste ik en kwam overeind. Ik liep de heuvel op, terwijl David achter me aankwam.
Voor me lag een uitgestrekte zandvlakte met zandheuvels. Ookal was het maar een woestijn: het was prachtig met de heldere sterrenhemel vol melkwegen.

 Ookal was het maar een woestijn: het was prachtig met de heldere sterrenhemel vol melkwegen

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Ik plofte neer en trok mijn schoenen uit. Met mijn tenen speelde ik met het zand en kwam even tot rust.
"Hij bedoelt het vast niet persoonlijk," zei David en ik wist niet wat ik van zijn poging tot geruststelling moest vinden.
"Ik ben maar een dienstmeid," zei ik toen. "Ik ben misschien niemand, maar hij is maar een landheer en te weinig waard om gekroond te worden tot een koning," zei ik boos en David lachte.
"Nou, nou. Rustig maar. Als we in het Land van de Maan zijn hoef je nooit meer met hem te praten. Alleen te bedanken," zei David en ik keek hem even aan.
Hij lachte naar me en daardoor kon ik het ook niet laten om te glimlachen.
Toen zoende David me. Zijn lippen waren zacht en het voelde teder en lief. Ik reageerde op zijn zoen en legde mijn handen in zijn nek. Hij boog over me heen en begon me kusjes te geven in mijn hals.
Het kriebelde dus ik moest lachen.
Zijn handen gleden over mijn armen heen en zachtjes raakte hij mijn borsten aan.
Ik liet me compleet over aan hem en legde mijn hoofd rustig in het droge gras. In de verte zag ik iets bewegen en mijn aandacht was van David weg.
Ik klom overeind, waardoor David stopte en keek me vragend aan.
Toen hij zag waar ik naar keek, stond hij op.
"Wat is dat?" vroeg ik.
"Een leger," antwoordde David en ik trok mijn schoenen razendsnel aan.
"Het zijn er honderden of misschien wel duizenden," zei David.
"Demonen?" vroeg ik.
"Nee, het lijkt er niet op. Kyra, haal de heer Gostal!" zei David en ik snelde van de heuvel af.
Ik sloeg alarm en de heer Gostal haastte zijn tent uit.
Met een verrekijker keek hij naar het leger in de verte. De ruiters hadden zich inmiddels ook op de heuvel verzameld en hadden hun bogen en zwaarden klaar.
Ook ik trok mijn zwaard.
"Ze komen niet onze kant op. Ik vermoed dat ze naar het Verboden Land gaan," begon de heer.
Het bleef even stil totdat de zucht van de landheer deze verbrak.
"De skeletten van Boya. Een bondgenoot van de vijand,".

 Een bondgenoot van de vijand,"

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.
The Sword of Starlight✅Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu