Hoofdstuk 30

156 15 2
                                    

Ik open mijn ogen wanneer ik de aanwezigheid van iemand voel. Even knipper ik. "Sssstt.. Ik ben het maar." Het is de stem van Keelia.

"Keel, hoe laat is het in godsnaam?" Ik hoor hoe Keelia in het bed boven dat van Alaric klimt.

"Bijna één uur, ik was bij Dadin." Ik wiebel met mijn wenkbrauwen, niet dat ze het zou zien.. ''Oeh, gezellig.''

"Ik weet wat je denkt. Er is niks gebeurd.'' Ik laat een ongeloofwaardig lachje horen.

''Ga maar slapen.. Ik moet er morgen vroeg uit. Jij hebt Taalkunde, wat een uur later begint." Ik kreun hoorbaar. "Taalkunde.. kan het nog erger?"

"Ja. Het is nog erger als jij nu niet gaat slapen en daardoor je verslaapt." Ik grinnik.
"Je hebt gelijk.. Weltruste Keel.."

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

09.13 uur dinsdag

Ik word wakker met een enorm dorstig gevoel in mijn mond. Ik open mijn ogen en voel hoe mijn tong hunkert naar iets onbekends. Wat precies kan ik moeilijk plaatsen. Ik hijs mijn hoofd op van het kussen, en zie dat Alaric nog steeds slaapt. Dan gaat mijn blik naar de klok. Kwart over 9. Shit, half 10 begint taalkunde.

''Alaric, wakker worden!'' Zeg ik iets te hard, en iets te krachtig. Mijn stemgeluid heb ik nog altijd niet helemaal onder controle. Verschrikt schiet Alaric overeind, waarbij hij zijn hoofd stoot tegen het laag hangende bed. Zijn handen schieten naar zijn mond, en hij kreunt zacht. ''Auw, verdomme.'' Sist hij zacht. ''Gaat het?'' Zeg ik half lachend, en kruip op mijn knieën naar hem toe. Lachend haal ik met mijn handen zijn handen voor zijn gezicht weg. Bij het zien van het bloed dat uit zijn lip komt, deins ik achteruit, en blijf maar staren. Het dunne stroompje bloed sijpelt langs zijn mond. Ik voel dat mijn hart sneller begint te kloppen, en ik begin te watertanden. Alaric merkt dat ik staar, en begint te grijnzen. Die heerlijke grijns weer.

''Is het heel erg?'' Vraagt hij met een scheef lachje, en alles wat ik kan doen is langzaam mijn hoofd schudden. Zonder verder nog iets te zeggen drukt hij zijn lippen tegen die van mij, en trekt me dicht tegen zich aan. Ik proef het bloed, en kan het niet laten om het van zijn lippen af te likken. Het doet me goed, en het was nét wat ik nodig had, waar ik naar hunkerde. Hij zoent me, en het lijkt hem niks uit te maken dat ik het bloed uit hem probeer te zuigen. De drang naar bloed is hoog, en er is niks lekkerder dan het bloed van een Andere (Ik heb bij geschiedenis geleerd dat de ingeënte elven Andere worden genoemd, omdat we anders zijn.) Dus dit is de bloeddorst, het heerst, en ik zit er midden in, en ik vind het geweldig. Wat ben ik blij dat een bloedende lip niet zomaar stopt, en mijn tong glijd opnieuw langs zijn lip, waarbij mijn smaakpapillen lijken te ontploffen.

''Jongens? Zijn jullie al wakker?'' De stem van Keelia schiet door mijn hoofd, en ik spring verschrikt op. Ik hijs mezelf van zijn bed af, maar word aan mijn arm terug getrokken. De deur zwaait open, en Keelia stapt binnen. ''He, schiet op, jullie komen te laat..'' Als ze mij half bij Alaric op schoot ziet zitten, knijpt ze haar ogen tot spleetjes, en kijkt ze hem boos aan. ''Serena, je mag niet te laat komen.'' Haar gezicht straalt weer liefelijk, en met een enorm rood hoofd sta ik op, pak mijn kleding van een stoel af en loop ik langs Keelia heen naar de badkamer. Ik draai de deur op slot, maar hoor Keelia praten tegen Alaric. ''Wat je ook in je hoofd hebt, ik vertrouw je niet.'' Daarna hoor ik een deur dichtvallen, en begin mezelf snel om te kleden.

"Dus, wanneer leer ik je vliegen?" Vraagt Alaric, wanneer ik aangekleed de slaapkamer binnenstap, alsof er niks is gebeurd. Ik kan het niet laten om een blik op zijn mond te werpen. Jammer. Het is gestopt. Alaric doet een stap dichterbij, en legt zijn handen op mijn heupen. "Ik.. ik weet niet, morgen ofzo.." Je raad het al, ik schaam me best. "We zijn nu toch al te laat, waarom doen we het niet vandaag?" Hij grijnst, en eerlijk gezegd heb ik helemaal geen zin in Taalkunde. En ook niet in het binnenstappen terwijl iedereen je aan staart. De keus is snel gemaakt. Daarbij wil ik niks liever dan sterker worden voor als ik Juaron ontmoet.
"Doen we." Ik glunder. "Maar krijgen we geen problemen?" Hij lacht mijn vraag weg, pakt zijn lange zwarte jas en trekt hem aan. Ik loop naar de kledingkast en trek ook de jas aan die ik van Zanzu heb 'gekregen'.

"Waarom gaf je eigenlijk toe? Je lijkt me helemaal geen meisje dat spijbelt." Zegt hij, wanneer we buiten door de sneeuw heen wandelen.
"Ten eerste. Ik heb een hekel aan alles wat met taal te maken heeft. En ten tweede wil ik snel sterker worden. Zodat ik naar Juaron toe kan." Alaric heeft een mooie blik in zijn ogen.
"Dat vind ik zo knap van je. Zoveel tegenslagen en dan toch ons allemaal willen redden. En jezelf natuurlijk."
Hij weet niet dat ik liever naar huis ga.
"Weetje.. ik heb veel nagedacht nadat Ynlêrya weer op kwam zetten. En ik voel me heel erg zwak door haar. Dus wil ik sterker worden."
"Ik had het allang opgegeven S.."
"Ik niet. Ik ben klaar met zielig doen. Klaar met die zwakke ik.' Ik schop tegen een hoop sneeuw langs het pad. 'Ik zal niet rusten voor ik iedereen heb laten zien wat ik kan." We stoppen met lopen, en ik bal mijn vuisten.
"Je bent zo speciaal." Alaric drukt een stevige kus op mijn lippen, en trekt me dicht tegen zich aan. "We hebben vanmiddag zwaardvechten. Morgen boogschieten, donderdag krachttrainig én zwaardvechten, en vrijdag hebben we nogmaals krachttraining. Wij Andere worden ook sterker gemaakt zodat we ons kunnen verdedigen." Yes. De perfecte kansen om sterker te worden.''
"En in de tussen uren ga ik je helpen met vliegen.. enzo.' Hij geeft me een knipoog. 'Het word zwaar. Maar we zullen je allemaal helpen. Ben je klaar voor de meest vermoeiende tijd van je leven?" Het klinkt erg intensief. En er moet natuurlijk ook nog normaal geleerd worden.
"Ik ben meer dan klaar." Antwoord ik hem vastberaden.

Onmacht {Het Oog der Engelen}Where stories live. Discover now