Hoofdstuk 35

131 10 1
                                    

Ik begin als vanzelf te grommen, en krom mijn rug. Ik voel gebonk, en breng mijn hand naar mijn pols. Hij klopt hard. Langzaam draai ik mijn hoofd om, en zou zweren dat er iemand staat te staren. Het bord laat ik op het bankje neerzakken, en kom kalm er van af. De schim staart naar me, en ik staar terug. Maar voor ik het weet is de schim alweer verdwenen. Mijn ademhaling is snel, en heb niet door dat er iemand achter me staat.
"Mevrouw Gins," Trillend draai ik me om. Het is mevrouw Binkhorst. Ze kijkt me in mijn ogen, maar ik wend mijn blik af, en ga recht op staan. "Wat is er meisje? Ben je ergens van geschrokken?" ja. Ja dat ben ik. Maar dat ga ik niet vertellen. Ik schud mijn hoofd. Laat Binkhorst niet in je ogen kijken, ze leest ze. De stem van Aenseryn galmt door mijn hoofd. De bel redt me. "Ga gauw, anders kom je te laat." Per ongeluk kijk ik haar toch eventjes aan, en ik meen haar ogen te zien op gloeien. Met een tevreden glimlach draait ze zich om, en loopt weg. Verslagen blijf ik achter. Heeft ze mijn gedachten kunnen lezen in die ene seconden? Ik voel ogen in mijn rug prikken, en vermoeid door alle prikkels, pak ik mijn bord en loop met een snelle pas naar binnen.

Zodra Sociologie af is gelopen, haast ik me naar mijn kamer, en dompel mijn hoofd onder de kraan in de badkamer. ''Dus als ik het begrijp, zal Limnaden veranderen in een bloeddorstig monster?'' Ik knik naar de verwarde Zanzu die achter me zit. ''Maar S, jij zit toch ook in de bloeddorst. Jij hebt er geen last van.'' Ik pak een handdoek en droog ermee mijn gezicht af. ''Ik kan vanaf hier jullie hartslagen voelen, vind rauw vlees heerlijk maar heb niet de drang om jullie bloed op te drinken.'' Ik spiek in de spiegel voor me, en zie vanuit mijn ooghoeken Alaric naar me grijnzen. Ik voel dat ik begin te blozen, en draai mijn hoofd snel weg. Ik grijp naar mijn make-up, en onderstreep mijn ogen met een dun randje. Mijn wimpers maak ik zwart, en loop vervolgens de kamer in. ''Jongens, ik weet niet wat ik ermee aan moet.'' De twee jongens wenden hun blikken af.
"He, en beetje hulp graag?''
Alaric staat op, loopt naar me toe en kust mijn voorhoofd. ''S, we hebben het hier op het PMA altijd rustig gehad. Er gingen veel mensen dood, maar na wat Alana jou verteld heeft over Meyhem, denk ik dat we voor de gek worden gehouden.'' Ook Zanzu staat op. ''En de schim die je hebt gezien.'' Hij schud met zijn hoofd, en zijn bruine haren schudden wild mee.
''Wat nou als ze allemaal niet echt dood zijn?'' Ik bijt op mijn lip, loop langs de twee heen en laat mezelf op mijn buik op bed vallen. Ook dit nog. Zal er een verband tussen Binkhorst, Limnaden en de ondode doden zitten? Plots voel ik de enorme vermoeidheid weer opkomen. Ik schud met mijn hoofd. ''Laten we maar naar de les gaan, een beetje afleiding zal me goed doen.'' Alaric drukt me tegen zich aan, en drukt zijn lippen op de mijne. ''Komt goed S.'' Zanzu kucht, en ik maak me los van Alaric. ''Welke boeken hebben we hiervoor nodig?'' Vraag ik, terwijl ik tussen mijn boeken zoek. ''Geen, we leren onze krachten beheersen.'' Vragend kijk ik hem aan. ''Je krachten..'' Nog altijd staar ik hem aan. ''Ieder wezen heeft z'n eigen kracht.'' Ik kom overeind. ''Zoals bij Avatar?'' Ik glimlach zo lief mogelijk, maar voel me nogal dom. ''Zo iets. Maar het hoeft niet een van de elementen te zijn, Zanzu veranderd van vorm, en de Verschrikkelijke Vierling kan gedachten lezen als ze hun best doen. Mo kan dingen laten zweven, Luna-Mae heeft buiten haar aanstekelijke optimisme het vermogen om met dieren te praten.'' Wauw. En ik? Ik kan gillen. Wat een lachertje is dit. ''Ik weet niet of ik zo een kracht heb, buiten mijn stem.'' Ik voel een hand op mijn schouder. Het is Zanzu. ''Mandaz kan je helpen, hij is zo goed in.. Alles?'' Alaric en ik moeten lachen, en ik loop vervolgens achter de twee aan naar het scheikundelokaal. Mandaz staat bij de deur, en begroet de leerlingen die naar binnen komen.

''Dag mevrouw Gins." Zegt hij, wanneer ik hem passeer. Zijn licht bruine ogen snijden door me heen, en ik beantwoord hem met een verlegen lachje. Ik voel een hand om mijn pols, en word door Zanzu meegesleurd. ''Afblijven Black.'' Fluistert hij me met een lach toe. Ik neem plaats naast Alaric, en merk al snel Keelia op, die samen met Dadin het lokaal in komen lopen. Ik begroet de twee hartelijk wanneer ze langs me lopen, maar alleen Keelia reageert op me. Beledigd draai ik me om naar ze, en zie dat Keelia haar schouders naar me ophaalt. Het doet pijn dat Dadin me niet eens meer ziet staan, en ik moet even slikken. ''Dadin..'' Piep ik heel zacht. ''Wat zei je S?'' Ik draai me terug naar Alaric. ''Niks, alleen dat hij me nog steeds haat sinds vannacht.'' Hij pakt mijn hand vast. ''Kom op, hij trekt wel bij, en zo niet, dan niet.'' Ik lach voorzichtig, en focus me dan op Mandaz, die de deur heeft gesloten en voor de klas is gaan staan.

''Goedemiddag klas, het is laat, maar toch wil ik nog even tot 5 uur met jullie gaan werken. Het is een belangrijk vak als jullie Vrijdag weer tegenover elkaar staan.'' Ik weet nog steeds niet hoe ik Dadin over kan halen om weer tegen me te praten. Wacht. Als we tegenover elkaar staan?

''Wat bedoeld hij?'' Fluister ik, tegen niemand speciaal. ''Iedereen kan het werkboek uit de kast pakken en verder werken waar ze gebleven zijn. Voor vragen kan je altijd naar me toe komen.'' De blik van Mandaz blijft op mij rusten. Terwijl iedereen vervolgens naar de kast stormt, sta ik op en loop naar het bureau van Mandaz. ''Meneer?'' Ik pak een stoel en schuif aan bij het bureau. Hij tilt zijn hoofd op en kijkt me aan. ''Je hebt geen idee wat er Vrijdag op je staat te wachten en je weet ook niet over welke kracht je bezit.'' Mijn mond valt open. Mandaz begint te glimlachen, en kuiltjes trekken in zijn wangen. ''Ik voel het aan. Nou, laat het me je uitleggen.''

Het komt dus hier op neer; De hele week door krijgen de leerlingen de trainingen die hen sterker zouden moeten maken. Dit omdat de Hogere achter ons Andere aan zitten en we ons op deze manier kunnen verdedigen tegen hen. Om te kijken wat je kan word op Vrijdag de leerlingen tegenover elkaar gezet. Je moet je krachten en vaardigheden gebruiken om je tegenstander te verslaan. Standaard word je tegenover iemand van een niveau hoger gezet.

''Dit wist ik nog niet eens.'' Geruststellend spreekt Mandaz me toe. ''Wees niet bang, je bent goed met boogschieten en zwaardvechten. Je moet alleen je eigen wapen vinden die je het best kan hanteren. En elke elf heeft een eigen kracht, dus jij ook.'' Ik zou hem er bijna op willen wijzen dat ik geen elf ben, maar een mens. Bedenkelijk word ik aangestaard. ''Is er iets Serena?'' Vraagt hij. ''Nee, niks. Ik heb mijn eigen kracht alleen nog niet ontdekt..''

''Geen vreemde dingen? Dingen die normaal gesproken niet kunnen?''

''Ja, dat wel.''

''En dat is?''

''Ik heb een harde stem. Een week geleden heb ik ontdekt dat ik mensen neer kan halen door te schreeuwen.'' Ik zie het moment weer voor me waarbij Alaric vast werd gehouden door de mannen van de Hogere. Ik heb ze tegen de grond gewerkt toen ik begon te schreeuwen, zo zijn we weg gekomen.

''Je stem gebruiken zou een onderdeel kunnen zijn van een grotere kracht.'' Mandaz lijkt diep na te denken. Dan kijkt hij me weer aan.

''Geluid ontstaat door trillingen van de lucht.'' De blik op zijn gezicht doet zijn gezicht extra mysterieus er uit laten zien. ''Kom eens mee..'' Mandaz staat op, en ik loop achter hem aan naar een gesloten kast. Hij ontgrendeld hem en haalt er een brander uit. Zo eentje die je vaak ziet in scheikunde lokalen. Behendig koppelt hij hem vast aan een gaskraan, en zet hem aan. Een prachtig strakke blauwe vlam spuwt om hoog. Zelf gaat hij er achter staan en strekt zijn armen voor zich uit. ''Probeer hem maar uit te blazen.'' Vanuit mijn ooghoeken zie ik Alaric naar me staren. ''Hier focussen.'' Ik staar naar de vlam. Geen idee wat ik nou moet verwachten, haal ik diep adem, en blaas naar de vlam. Er gebeurd niks. Teleurgesteld buig ik mijn hoofd om laag. Ik heb echt geen kracht. Van het ene op het andere moment zie ik een vlam van vuur op me afkomen. In een reflex zwaai met mijn arm voor me uit, en voel een druk langs me heen vliegen. Ik laat mijn arm omlaag zakken, en het vuur is weg. Mandaz kijkt me met een trotse grijns aan. ''Dát was kracht.'' Ik krijg een lach op mijn gezicht, en zoek naar Dadin, die voorover gebogen aan het schrijven is. Keelia kijkt me met een glimlach aan. ''Bedankt.'' Mandaz ontkoppelt de brander en bergt hem op. ''Het is me een genoegen Anderen te helpen hun eigen kracht te ontdekken. En vooral dat van een speciaal soort Andere.'' Ik voel hoe ik rood aanloop, en snel terug ga naar mijn eigen tafel, waar Alaric bezig is aarde te vervormen. Hij heeft dezelfde kracht als Keelia, die twee tafels achter hem zit, en met de zelfde opdracht bezig is. ''Lucht.'' Zegt Alaric, terwijl hij door gaat met zijn opdracht. ''Erg indrukwekkend Black.'' Zanzu geeft me een knipoog, terwijl hij met zijn hoofd naar Mandaz knikt. Ik bijt op mijn lip, en zak op de stoel neer. Lucht. Ik ben benieuwd wat ik nog meer kan, of dat het alleen lukte omdat ik anders geroosterd zou worden. ''Ik ben trots op je S, je word steeds sterker.'' Armen wikkelen zich om me heen, waarna ik aan mijn eerste opdracht begin; Je krachten tot uiting brengen en deze formuleren. Tot 5 uur ben ik hard bezig met oefenen. Met succes; ik heb de lucht in mijn macht.

Onmacht {Het Oog der Engelen}Where stories live. Discover now